In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen de herziening van zijn huurtoeslag en zorgtoeslag over het jaar 2020 beoordeeld. De Belastingdienst/Toeslagen had op 9 maart 2022 de definitieve vaststelling van het recht van eiser op huurtoeslag en zorgtoeslag herzien, waarbij een terugvordering van teveel ontvangen toeslagen werd ingesteld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze herziening, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank constateert dat de Belastingdienst/Toeslagen de wettelijke beslistermijn voor het bezwaar heeft overschreden, maar oordeelt dat dit niet automatisch leidt tot vernietiging van het besluit. De rechtbank benadrukt dat eiser zelf ook in gebreke had moeten stellen en dat de overschrijding van de termijn geen fatale gevolgen heeft.
De rechtbank gaat verder in op de herziening van de toeslagen, waarbij het inkomen van eiser door de Belastingdienst/Toeslagen werd vastgesteld op € 29.907,-, wat leidde tot een lager recht op huur- en zorgtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht is uitgegaan van dit inkomen, maar dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van terugvordering af te zien. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een dubbeltelling in het verzamelinkomen, wat de herziening van de toeslagen onterecht maakt. Hierdoor wordt het beroep van eiser gegrond verklaard en wordt het bestreden besluit vernietigd voor zover het betreft de terugvordering van de huur- en zorgtoeslag. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst/Toeslagen het griffierecht van eiser moet vergoeden en de proceskosten dient te vergoeden.