In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van 20 mei 2022. In die uitspraak werd de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport opgedragen om uiterlijk op 1 december 2022 volledig te beslissen op het Wob-verzoek van eiser. Eiser stelt nu dat de minister deze verplichting niet is nagekomen, wat aanleiding geeft tot het indienen van beroep.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank wijst erop dat, wanneer een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. In dit geval is dat niet nodig, omdat de rechtbank al een termijn had gesteld in de eerdere uitspraak. De minister heeft niet binnen deze termijn beslist, wat de rechtbank dwingt om een uitspraak te doen zonder zitting.
De rechtbank bepaalt dat de minister alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een volledig besluit moet nemen op het Wob-verzoek van eiser. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiser krijgt het griffierecht vergoed, maar er zijn geen andere proceskosten die vergoed kunnen worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.