ECLI:NL:RBZWB:2024:3651

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
23/11707 en BRE 23/11760
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Josten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitblijven van besluiten inzake WOO-verzoeken met betrekking tot coronamaatregelen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juni 2024, geregistreerd onder de zaaknummers BRE 23/11707 en BRE 23/11760, beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het uitblijven van besluiten door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) naar aanleiding van verzoeken op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft in 2023 meerdere verzoeken ingediend om openbaarmaking van documenten en informatie met betrekking tot de coronamaatregelen en de besluitvorming daarover. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de minister niet tijdig heeft beslist op deze verzoeken en heeft de minister opgedragen om binnen bepaalde termijnen alsnog besluiten te nemen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van besluiten vernietigd en de minister opgedragen om uiterlijk 31 december 2024 te beslissen op de ingediende verzoeken. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 50,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van in totaal € 368,- moet worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/11707 en BRE 23/11760 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaken tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde mr. H.H.M. Kirazli
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser op 2 december 2023 heeft ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer BRE 23/11707.
Verder beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser op 10 december 2023 heeft ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer BRE 23/11760.
1.1.
De rechtbank heeft besloten de beroepen versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de beroepen op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en mr. E. van Brandwijk en mr. I.L.A. Walboomers namens de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Procedure BRE 23/11707
2. Eiser heeft op grond van de Wet open overheid (Woo) op 21 mei 2023 verzocht om openbaarmaking van onderbouwing (bronnen en toelichting) van de cijfers/conclusies in de technische briefing van [naam 1] aan de Tweede Kamer op 26 juni 2020, al het contact (whatsapp, mail, telefoongesprekken, online meetings, verslagen van gesprekken) tussen [naam 1] , ambtenaren van het VWS en de heer [naam 2] over het komen tot de aangepaste Wet WPG die in de Eerste Kamer is voorgesteld voor toekomstige pandemieën, alle onderbouwing per maatregel die het VWS wil invoeren in de wet van de nieuwe WPG en de volledige evaluatie van de maatregelen die genomen zijn tijdens de coronapandemie in Nederland en wat het ministerie daarmee doet.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing. Bij uitspraak van 13 september 2023 [1] heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de minister opgedragen uiterlijk 1 december 2023 een beluit te nemen. Verder is een dwangsom van
€ 100,- per dag opgelegd tot een maximum van € 15.000,-.
2.2.
Op 2 december 2023 heeft eiser wederom beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het uitblijven van een beslissing.
Procedure BRE 23/11760
3. Eiser heeft op 29 juli 2021 de minister het volgende verzocht:
“Graag zou ik alle WOB-documentatie ontvangen (audio, video, documenten of iedere andere vormen) die er zijn over:
1. De besluitvorming van [naam 3] / Het Ministerie VWS hoe om te gaan met WOB-verzoeken m.b.t. de coronacrisis/aanpak.
2. Besluitvorming/gesprekken/overleg waarom er is gekozen om WOB-verzoeken binnen VWS niet per stuk af te handelen maar dit op een andere manier te doen. Waarom is ervoor gekozen dat het ministerie zelf bepaald wanneer welke informatie op welk moment naar buiten komt?
3. Alle verslaglegging/besprekingen over de 3 WOB-verzoeken die Nieuwsuur heeft gedaan in mei 2020 en waarom deze nog steeds niet toegestuurd zijn. Wat mist er aan informatie? Hoeveel medewerkers zijn hiermee bezig? Waarom loopt het een erge vertraging op?
4. De gesprekken met o.a. het OMT waaruit de besluitvorming is gekomen om de clubs- en festivals te sluiten vanaf zaterdag 10 juli [2021].”
3.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing. Bij uitspraak van 20 mei 2022 [2] heeft deze rechtbank de minister opgedragen uiterlijk 1 december 2022 een volledig besluit te nemen op eisers verzoek. Verder is een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd tot een maximum van € 15.000,-.
3.2.
Eiser heeft hierna wederom beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het uitblijven van een beslissing. Bij uitspraak van 13 september 2023 [3] heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de minister opgedragen uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een volledig besluit op eisers verzoek bekend te maken. Verder is een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag tot een maximum van
€ 37.500,-.
3.3.
Op 10 december 2023 heeft eiser nogmaals beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het uitblijven van een beslissing.
Beroepen niet tijdig beslissen
4. De minister heeft in beide zaken niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn volledig op eisers verzoeken beslist. De beroepen zijn daarom gegrond.
4.1.
Omdat de minister nog geen (nieuwe) besluiten heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dat alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
4.2.
Op grond van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek daartoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekend maakt.
4.3.
Ter zitting heeft de minister toegelicht dat er gezien het grote aantal Corona-gerelateerde Woo-verzoeken (meer dan 500) en het grote aantal te beoordelen documenten (ongeveer 2,8 miljoen) ervoor is gekozen om per onderwerp aparte deelbesluiten te nemen. Daarmee wordt voorkomen dat steeds dezelfde documenten opnieuw beoordeeld moeten worden. Gelet op de grote hoeveelheid Woo-verzoeken, de omvang van de te beoordelen documenten, de vele verzoeken niet-tijdig beslissen die worden ingediend en de krapte op de arbeidsmarkt heeft de afdoening van eisers verzoeken om informatie vertraging opgelopen.
4.4.
Ten aanzien van eisers verzoek van 29 juli 2021 heeft de minister nader toegelicht dat er op een groot deel van dit verzoek is beslist. Er zijn inmiddels 15 deelbesluiten genomen. Over het derde punt van het verzoek moet nog worden beslist. Verder moet nog inhoudelijk worden beslist op de informatie die uit chat- en appberichten is gefilterd.
Ter zitting is door de gemachtigden van de minister de verwachting uitgesproken dat eind 2024 volledig op eisers verzoeken zal zijn beslist.
4.5.
De rechtbank acht de door de minister aangegeven beslistermijn redelijk, gelet op de ter zitting gegeven toelichting. De minister moet daarom uiterlijk 31 december 2024 beslissen op de door eiser ingediende verzoeken.
Opleggen dwangsom
5. Volgens het landelijke beleid [4] wordt in de regel de dwangsom bepaald op € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Indien echter sprake is van een zó gering belang dat de hoogte van de dwangsom van € 100,- per dag buiten proportie is, wordt de dwangsom bepaald op € 50,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.
5.1.
De rechtbank ziet, gelet op het geringe belang dat eiser heeft bij de verzoeken, aanleiding de dwangsom te bepalen op € 50,- per dag, met een maximum van
€ 7.500,-.
Griffierecht en proceskosten
6. Nu de beroepen gegrond worden verklaard, dient de minister het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
6.1.
De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De geschillen hebben betrekking op het uitblijven van een besluit. Deze geschillen moeten volgens vaste rechtspraak [5] als licht worden beschouwd. Daarom merkt de rechtbank de zaak als licht aan (wegingsfactor 0,5). Voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten in beroep worden de zaken 23/11707 en 23/11760 beschouwd als samenhangende zaken. [6] De bijstand door de gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 437,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van de besluiten;
  • draagt de minister op om uiterlijk 31 december 2024 te beslissen op de door eiser ingediende verzoeken;
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiser;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van 2 x € 184,- (totaal € 368,-) aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. Vermunt, griffier, op 4 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

4.Gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
5.Bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:591.
6.Op grond van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.