In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2023, wordt het beroep van een Belgische belanghebbende tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen beoordeeld. De belanghebbende, die directeur-grootaandeelhouder is van een Nederlandse vennootschap, heeft zijn aandelen in deze vennootschap vervreemd aan een derde. Een deel van de koopprijs werd voldaan door de overname van een vordering die de vennootschap op de belanghebbende had. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de navorderingsaanslag opgelegd, waarbij hij het inkomen uit aanmerkelijk belang heeft gecorrigeerd, stellende dat dit leidt tot 'verkapt dividend' waarover Nederland heffingsrecht heeft. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de bewijslast heeft omgekeerd en verzwaard, maar dat de door hem geschatte bedragen niet redelijk zijn. De rechtbank verwerpt de stellingen van de inspecteur over relatieve simulatie, zelfstandige fiscale kwalificatie en fraus tractatus. Uiteindelijk wordt de navorderingsaanslag verminderd tot nihil voor het inkomen uit aanmerkelijk belang, en het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt vastgesteld op € 156.587. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur.