ECLI:NL:RBZWB:2023:7336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5024
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres op basis van de Wet WIA en de rol van het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering ontvangt, en het UWV. Eiseres was het niet eens met de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheidspercentage van 49,40% per 14 november 2020, zoals vastgesteld door het UWV. Eiseres had zich ziekgemeld in 2014 en ontving sinds 2016 een WIA-uitkering. Het UWV had haar uitkering beëindigd op basis van een herbeoordeling, waarna eiseres bezwaar had aangetekend. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV onderzocht en geconcludeerd dat het UWV zorgvuldig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts B&B de medische situatie van eiseres adequaat had beoordeeld en dat er geen reden was om aan de vastgestelde beperkingen te twijfelen. Eiseres had onvoldoende medische onderbouwing voor haar claim dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een hogere WIA-uitkering of een IVA-uitkering. De rechtbank heeft ook aangegeven dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5024

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

([gemachtigde 1]),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. N. Regragui).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[werkgever], gevestigd in Zierikzee, derde partij (hierna: werkgever)
([gemachtigde 2]).

Inleiding

Het UWV heeft met het besluit van 21 september 2021 (het primaire besluit) het arbeidsongeschiktheidspercentage van de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 14 november 2020 vastgesteld op 49,40%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 16 september 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 4 en 8 mei 2023.
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar werkgever. De gemachtigde van de werkgever heeft geen bijzondere toestemming verkregen in de zin van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor ook de gemachtigde van de werkgever geen kennis mag nemen van de medische stukken. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de (gemachtigde van de) werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
De rechtbank heeft het beroep met behulp van een beeldverbinding op de zitting van 21 september 2023 gevoegd behandeld met de zaak BRE 21/2825. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De werkgever en haar gemachtigde zijn met bericht niet verschenen.
Na de zitting heeft de rechtbank het beroep gesplitst van de zaak BRE 21/2825 en wordt separaat uitspraak gedaan.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als wijkverzorgende. Zij heeft zich op 9 juni 2014 ziekgemeld voor dit werk. Sinds 6 juni 2016 ontvangt eiseres een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
2. Naar aanleiding van een verzoek om een herbeoordeling van de werkgever heeft het UWV bij besluit van 6 december 2020 de WIA-uitkering van eiseres per 7 februari 2021 beëindigd omdat zij op 18 september 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 25 mei 2021 heeft het UWV het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld (zaak BRE 21/2825).
3. Eiseres heeft een verzoek om een herbeoordeling gedaan wegens toegenomen gezondheidsklachten. Het UWV heeft hierop een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres op 14 november 2020 49,40% arbeidsongeschikt is.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 13 september 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 september 2021.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 16 september 2021.

Wat vindt eiseres

7
.Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij vindt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen en onvoldoende is gemotiveerd. Eiseres stelt dat de kern van de arbeidsongeschiktheid wordt gevormd door haar medische klacht. Deze medische klacht blijft volgens haar volstrekt onderbelicht in de overwegingen van het UWV. Eiseres acht zich gelet op haar klachten meer arbeidsongeschikt dan het UWV heeft aangenomen. Zij vindt dat de FML geen correct beeld geeft van haar belastbaarheid onder meer ten aanzien van het persoonlijk functioneren. Eiseres heeft goede en slechte dagen. Zij ervaart dat haar klachten zijn genegeerd in de FML en dat geen specifiek onderzoek is verricht naar haar medische klacht en de klachten die dat met zich meebrengt. Het UWV heeft haar alleen telefonisch gehoord. Van een specialistisch medisch onderzoek is niet gebleken. Er blijkt volgens haar ook niet van overwegingen aan de hand van bestaande richtlijnen. Het dossier doet verder vermoeden dat sprake is van een andere medische klacht die ten onrechte over het hoofd is gezien. Voorts staat in de kritische FML dat geen uitspraak is gedaan over de duurzaamheid van de arbeidsbeperking. Eiseres wijst er in dat verband op dat haar medische klacht niet geneest, wat een gegeven van algemene bekendheid is. Dat had kunnen worden vermeld door het UWV. Ook dat bevestigt volgens eiseres dat aan haar medische klacht voorbij is gegaan.
8. Ter onderbouwing van haar standpunten wijst eiseres op een citaat in het rapport van de verzekeringsarts B&B van 24 mei 2021. Ook geeft zij aan dat zij onder regelmatige controle staat bij haar behandelaar om bijtijds afwijkingen te kunnen signaleren. Uit het verslag van haar behandelaar blijken meerdere klachten en beperkingen, voornamelijk ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Eiseres stelt dat dit haaks staat op de bevindingen in de FML waarin is vastgesteld dat zij zes uur kan werken gedurende 30 uur per week. Gelet op de situatie van eiseres leidt dit juist tot disfunctioneren en daarmee tot arbeidsongeschiktheid. Dat laatste is bovendien structureel daar haar medische klacht structureel is. Eiseres vindt dat onvoldoende wordt gemotiveerd waarom zij zes uur per dag en 30 uur per week kan werken, terwijl haar behandelaar voornoemd disfunctioneren daar tegenover stelt. Eiseres acht zich 100% arbeidsongeschikt en vindt dat zij recht heeft op een passende WIA-uitkering dan wel een IVA-uitkering. Eiseres verwijst verder naar een promotieonderzoek uit 2019 dat ziet op de medische klacht waar zij mee kampt. Mede op basis van dit onderzoek verzoekt eiseres om te bepalen dat zij wordt onderzocht door een (verzekerings)arts met specifieke kennis van haar medische klacht.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 14 november 2020 49,40% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 14 november 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 14 november 2020 49,40% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Zij heeft eiseres gesproken, geobserveerd tijdens de hoorzitting, haar medisch onderzocht en de door eiseres ingebrachte medische informatie van haar behandelaar meegewogen in haar beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 14 november 2020 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende gemotiveerd dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft, omdat zij niet voldoet aan één van de criteria genoemd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Bij eiseres is geen sprake van een opname, chronische bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid of onvermogen in persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts B&B acht eiseres beperkt op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen en werktijden. Er wordt een urenbeperking aangenomen van gemiddeld zes uur per dag en gemiddeld 30 uur per week op energetische en preventieve gronden. De verzekeringsarts B&B heeft geconcludeerd dat deze aangenomen beperkingen, zoals opgenomen in de FML van 8 september 2021 passend zijn bij de aard en de mate van de aandoeningen. Zij heeft gemotiveerd toegelicht dat hoewel eiseres meer beperkingen claimt, uit de ontvangen medische informatie van de behandelaar blijkt dat er geen afwijkingen zijn bij onderzoek. Een forsere urenbeperking acht de verzekeringsarts B&B niet aan de orde op grond van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. In het rapport van 8 mei 2023 heeft zij nader toegelicht dat als rekening wordt gehouden met de gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid, een aanvullende urenbeperking op grond van energetische en preventieve gronden niet aan de orde is. Daarnaast blijkt dat eiseres een vrij actief en gevuld dagverhaal heeft. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
14. De stelling van eiseres dat de verzekeringsarts een richtlijn over haar medische klacht onvoldoende heeft betrokken bij haar beoordeling, slaagt niet. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 4 mei 2023 toegelicht dat richtlijnen algemene aanbevelingen geven en ervan kan worden afgeweken daar het op de betreffende patiënt moet zijn gericht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verzekeringsarts B&B hierin niet te volgen. Zij neemt hierbij de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in aanmerking waaruit volgt dat verzekeringsgeneeskundige protocollen of richtlijnen slechts bedoeld zijn als hulpmiddel bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. [1] Een verzekeringsarts is niet gehouden de protocollen of richtlijnen puntsgewijs toe te passen of om daar expliciet naar te verwijzen in het rapport. Bepalend is welke medisch objectiveerbare beperkingen in het geval van eiseres uit het medisch onderzoek blijken. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in de rapporten van 4 en 8 mei 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie van de behandelaars die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de medische belastbaarheid zoals vastgesteld in de FML van 8 september 2021.
15. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 14 november 2020.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 14 november 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 14 november 2020 met de middelste van de drie geduide functies 50,60% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 49,40% arbeidsongeschikt is.
IVA-uitkering
19. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij recht heeft op een IVA-uitkering. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering dient iemand volledig (80 tot 100%) en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres gedeeltelijk arbeidsgeschikt (35 tot 80%) is. Dat betekent dat eiseres niet kan voldoen aan de vereisten voor een IVA-uitkering. De rechtbank zal daarom de duurzaamheid van de beperkingen niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 14 november 2020 vastgesteld op 49,40%.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 oktober 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 16 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7873; 1 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1919 en 21 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1139.