In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Wajong-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.A.M. Swagemakers, had haar uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong) beëindigd zien worden per 30 oktober 2019. Dit besluit was genomen na een herbeoordeling door het UWV, waarbij werd vastgesteld dat eiseres minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat er geen verandering in haar gezondheid is en dat de arbeidsmarkt niet is ingericht voor gelijkwaardige participatie van arbeidsgehandicapten. Eiseres beroept zich op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb) en betoogt dat de bestuursrechter ambtshalve moet toetsen aan deze beginselen en internationale verdragen. De rechtbank oordeelt echter dat de stellingen van eiseres niet voldoende onderbouwd zijn en dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 25% arbeidsongeschikt is en dat de beëindiging van de Wajong-uitkering per 30 oktober 2019 rechtmatig is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.