Op 6 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende (een ondernemer) werd geconfronteerd met navorderingsaanslagen en vergrijpboeten opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had vastgesteld dat belanghebbende betrokken was bij verschillende buitenlandse entiteiten en had navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2013 tot en met 2016, evenals vergrijpboeten. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende feitelijk bestuurder en enig economisch aandeelhouder was van deze entiteiten, wat leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De rechtbank vond de correcties in box 2 op basis van redelijke schattingen terecht, maar oordeelde dat de correcties in box 3 onredelijk waren en verminderde het inkomen uit sparen en beleggen naar nihil. De vergrijpboeten werden als terecht opgelegd beschouwd, maar werden verminderd vanwege de toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast en overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat de navorderingsaanslagen en vergrijpboeten moesten worden verminderd en kende een schadevergoeding toe aan belanghebbende wegens de lange duur van de procedure.