ECLI:NL:RBZWB:2023:7604

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
9723524 EL 22-18 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swildens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleasezaak tussen particulieren en Dexia Nederland B.V. met betrekking tot onrechtmatig handelen en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, hebben twee eisers, beiden wonende te [woonplaats01], een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V., gevestigd te Amsterdam. De eisers, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, vorderen schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen door Dexia in het kader van een effectenleaseovereenkomst die op 22 november 2000 is afgesloten. Dexia is de rechtsopvolgster van Dexia Bank Nederland en andere entiteiten. De procedure is gestart met een dagvaarding op 23 februari 2022, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord en repliek. De kantonrechter heeft op 28 september 2023 vonnis gewezen.

De rechtbank oordeelt dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de eisers als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon, Hypotheek Visie Centrale, niet beschikte over de benodigde vergunning voor het geven van financieel advies. De eisers hebben voldoende aangetoond dat zij door de tussenpersoon specifiek zijn geadviseerd over de effectenleaseovereenkomst, zonder dat hen de risico's van het product zijn uitgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van Dexia en de schade die de eisers hebben geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld.

Dexia heeft verweer gevoerd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eisers toewijsbaar zijn. Dexia is veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook verantwoordelijk voor de proceskosten. De reconventionele vordering van Dexia is afgewezen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Dexia onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 9723524 EL 22-18
Vonnis van de kantonrechter van 28 september 2023
in de zaak van
[eiser01]
en
[eiser02],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eisers01] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 februari 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eisers01] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop [eisers01] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer01]
22-11-2000
Capital Effect
240 mnd
€ 108.748,80
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
23-11-2004
- € 16.951,43
Ja
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eisers01] op grond van de leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 19.718,85 aan maandtermijnen en een bedrag van € 16.951,43 wegens restschuld aan Dexia betaald.
[eisers01] heeft € 3.033,68 aan dividenden ontvangen, terwijl een bedrag van € 77,49 aan dividenden is verrekend. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 15.439,05 aan [eisers01] uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.5.
De gemachtigde van [eisers01] , Leaseproces, heeft bij brief van 19 mei 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eisers01] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers01] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. voor recht zal verklaren dat [eisers01] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is deze schade aan [eisers01] te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eisers01] van al datgene dat [eisers01] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisers01] , met rente,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2. Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst met [nummer01] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [eisers01] verschuldigd is,
2. [eisers01] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

4.1
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eisers01]
4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eisers01] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eisers01] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eisers01] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Hypotheek Visie Centrale. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens - naar de aanbieder wist of behoorde te weten - als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eisers01] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eisers01] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eisers01] Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eisers01] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eisers01] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eisers01] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eisers01] werd door een collega op Hypotheek Visie Centrale gewezen. Vervolgens heeft [eisers01] contact opgenomen met Hypotheek Visie Centrale omdat hij graag hypotheekadvies wilde ontvangen. De medewerker van Hypotheek Visie Centrale stelde voor om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van [eisers01] door te nemen met een financieel adviseur van Hypotheek Visie Centrale. [eisers01] heeft hiermee ingestemd. Naar aanleiding van het telefonisch contact heeft [eisers01] al een overzicht van zijn financiële gegevens naar de adviseur gestuurd. Vervolgens is de heer [de adviseur] (hierna te noemen: de adviseur) bij [eisers01] thuis geweest. Het visitekaartje van de adviseur is tijdens een huisbezoek bij [eisers01] achtergelaten
.Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur van Hypotheek Visie Centrale geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eisers01] Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [eisers01] om zijn woning te verbouwen. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [eisers01] om overwaarde op te nemen middels een nieuwe hypothecaire lening. Een gedeelte hiervan kon gebruikt worden voor de verbouwing van de woning. Daarnaast adviseerde de adviseur om een gedeelte in een beleggingsproduct te steken, zodat met de opbrengst uit dit product de hypotheek weer grotendeels afgelost zou kunnen worden. De adviseur hield in dit kader twee producten aan [eisers01] voor: het Capital Effect van Bank Labouchere en een Generali beleggingsrekening. De adviseur adviseerde [eisers01] uiteindelijk om voor het Capital Effect product te gaan. De adviseur liet prognoses zien waaruit bleek welke rendementen er uit het Capital Effect zouden komen. Volgens de adviseur zou belegd worden in bekende en dus betrouwbare fondsen. Volgens de adviseur zou [eisers01] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [eisers01] zijn extra op te nemen hypotheek weer zou kunnen aflossen. De adviseur adviseerde [eisers01] om de hypotheek te verhogen naar NLG 400.000,-. Hiermee kon de oude hypotheek worden afgelost, de verbouwing worden bekostigd en zou een bedrag van NLG 48.000,- kunnen worden aangewend voor de vooruitbetaling van het Capital Effect product. De adviseur heeft [eisers01] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met een lening (de hypotheek) de rentelasten voor de andere lening (het effectenleasecontract) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, de hypotheek niet kon worden afgelost en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontract. [eisers01] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De hypotheek is via een lening bij de Postbank verhoogd. De adviseur heeft [eisers01] bijgestaan in het oversluiten van de hypotheek. Daarnaast heeft de adviseur de aanvraag voor het Capital Effect in gang gezet. De adviseur heeft de overeenkomst naar [eisers01] verzonden en [eisers01] heeft de overeenkomst ondertekend geretourneerd naar Hypotheek Visie Centrale.
4.8.
[eisers01] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een Aanvraagformulier Capital Effect ten name van [eisers01] van 2 november 2000, voorzien van een stempel met het logo van Hypotheek Visie, de naam van de [de adviseur] , het ATP-nummer [nummer02] en het handgeschreven contractnummer [nummer01] ,
- een kopie van de overeenkomst van 22 november 2000 met contractnummer [nummer01] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer02] -Hypotheek Visie Centrale B.V.,
- een prognose voorbeeld Capital Effect met rekenvoorbeelden,
- een nota van afrekening van Rabobank van 7 december 2000 waaruit blijkt van de beschreven hypotheek(verhoging),
- een historisch uittreksel uit de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat Hypotheek Visie Centrale B.V. zich sinds 1991 bezighoudt met
Het ontwikkelen, stimuleren en promoten van
systemen op het gebied van hypotheekadviespraktijk, overige geldleningen en assurantie-overeenkomsten, het verrichten van diensten, het aangaan van franchiseovereenkomsten
op voornoemd gebied, het aangaan van leningen, hypotheek- en assurantieovereenkomsten,-een print van de website die Hypotheek Visie Centrale destijds gebruikte, waarbij zij haar activiteiten als volgt omschrijft:
Hypotheek Visie biedt u deskundige en onafhankelijke advisering op het gebied van hypotheken, verzekeringen, pensioenen, financiële planning en beperkte bancaire diensten. In onze advisering vormen uw wensen en persoonlijke situatie het uitgangspunt. Tevens treden wij op als onafhankelijk bemiddelaar voor het afsluiten van de financiële producten die wij u adviseren.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eisers01] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eisers01] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
Dexia heeft de stellingen van [eisers01] in algemene bewoordingen betwist, maar heeft deze betwisting niet onderbouwd, zodat voldoende vaststaat dat sprake is geweest van een huisbezoek door de tussenpersoon. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eisers01] Ook kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon aan de hand van een inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van [eisers01] heeft geadviseerd het product aan te schaffen. Verder is voldoende onderbouwd dat de tussenpersoon ook een ander financieel product heeft geadviseerd, te weten een hypotheek(verhoging).
Er kan dan eveneens vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon zich niet heeft beperkt tot het geven van algemene informatie over de verschillende beleggingen of over effectenleaseproducten.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eisers01] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.10.
[eisers01] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eisers01] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eisers01] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals website, inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en dergelijke) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.11.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eisers01] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eisers01] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eisers01] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eisers01] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.12. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisers01] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eisers01] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisers01] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eisers01] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eisers01]4.13. De door [eisers01] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers01] heeft gehandeld door [eisers01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers01] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.14.
De als gevolg hiervan door [eisers01] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. De hypotheekschade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eisers01] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.15.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eisers01] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
reconventionele vordering van Dexia
4.16.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.17.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.18.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eisers01] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eisers01] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.19.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers01] heeft gehandeld door [eisers01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers01] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eisers01] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.14.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eisers01] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 125,03
b. griffierecht € 86,00
c. salaris gemachtigde
€ 528,00
€ 739,03,
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eisers01] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerders in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. Swildens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.