ECLI:NL:RBZWB:2023:8053

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9718VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting van een woning wegens drugshandel

Op 20 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.A.C. Cools, een voorlopige voorziening vroeg tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente [plaatsnaam]. Dit besluit hield in dat de woning van de belanghebbende, die aan de [adres] in [plaatsnaam] huurt, voor de duur van één maand gesloten zou worden wegens drugshandel. De burgemeester had op 7 september 2023 besloten om de woning te sluiten, nadat er substantiële hoeveelheden harddrugs, waaronder amfetamine, in de woning waren aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen waren voor drugshandel vanuit de woning, waaronder meldingen van de politie en camerabeelden van bezoekers aan de woning.

De voorzieningenrechter heeft de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende, die kampt met medische klachten en een gedeeltelijke dwarslaesie, in de belangenafweging betrokken. Ondanks deze omstandigheden oordeelde de voorzieningenrechter dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en verdere overtredingen te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de sluiting een geschikt middel was om de doelen van de burgemeester te bereiken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van de woning kon doorgaan.

De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van de openbare orde en de noodzaak om op te treden tegen drugshandel, ook al heeft dit ingrijpende gevolgen voor de betrokkenen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester en heeft de belangen van de belanghebbende niet zwaarder laten wegen dan de noodzaak van de sluiting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9718 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 november 2023 in de zaak tussen

[naam persoon] ,werkzaam bij [naam kantoor] , in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam persoon](belanghebbende), te [plaatsnaam] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. I.A.C. Cools),
en

de burgemeester van de gemeente [plaatsnaam] (de burgemeester).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening vanwege het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning die [naam persoon] huurt (belanghebbende).
1.1
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 september 2023 (bestreden besluit) van de burgemeester tot sluiting van de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] voor een periode van één maand, met ingang van 28 september 2023. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en namens de burgemeester mr. [naam persoon] . Via een digitale verbinding hebben belanghebbende en zijn ambulant begeleidster [naam persoon] aan de zitting deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2. Belanghebbende huurt de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] van Stichting WonenBreburg. Het betreft een benedenwoning. De bovenverdieping heeft een apart huisnummer en is afzonderlijk afsluitbaar. Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) staat naast belanghebbende sinds 13 juli 2021 ook [naam persoon] in de woning ingeschreven.
2.1
Sinds juni 2021 zijn er bij de politie via Meld Misdaad Anoniem (MMA) diverse berichten binnengekomen dat er vanuit de woning harddrugs wordt verkocht. Op 16 september 2022 zijn er camerabeelden gemaakt, waarop twaalf personen te zien zijn die de woning kortstondig bezochten. In januari 2023 is er tweemaal gepost bij de woning, waarbij meerdere personen zijn waargenomen die de woning kortstondig bezochten. De politie heeft geconcludeerd dat het aannemelijk is dat er vanuit de woning harddrugs wordt verkocht. De politie heeft de rechter-commissaris verzocht de woning te mogen doorzoeken.
2.2
Voordat de woning werd betreden ter doorzoeking, heeft de politie op 23 februari 2023 de woning nog enige tijd geobserveerd. Er werd een man gezien die de woning kort bezocht. Deze man is gecontroleerd en bleek amfetamine bij zich te hebben, waarvan hij aangaf dat hij deze zojuist had gekocht in de woning. De woning is vervolgens doorzocht met een drugs- en een geldhond. In de woning is 948,78 gram amfetamine en 2020 gram cafeïne aangetroffen. Verder is in de woning € 1.660,- cash geld gevonden en zijn een weegschaal, 109 gripzakjes en twee telefoons aangetroffen.
De in de woning aanwezige persoon [naam persoon] is aangehouden door de politie. Belanghebbende was niet in de woning aanwezig.
2.3
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de burgemeester in de brief van 10 mei 2023 aan Stichting WonenBreburg en belanghebbende zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning te sluiten voor de duur van één maand. Belanghebbende en Stichting WonenBreburg hebben een zienswijze kenbaar gemaakt.
De burgemeester heeft Stichting WonenBreburg bij het bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast om de woning te sluiten en afgesloten te houden voor de periode van één maand met ingang van 28 september 2023. Een afschrift van dit besluit is gestuurd aan belanghebbende.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Verder is om een voorlopige voorziening verzocht.
De burgemeester heeft toegezegd dat de effectuering van het bestreden besluit wordt opgeschort tot drie dagen nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan in deze zaak.
Standpunt van verzoeker
3. Verzoeker stelt dat belanghebbende met forse medische klachten kampt. Hij heeft een gedeeltelijke dwarslaesie en ontvangt ondersteuning. Ten tijde van de overtreding lag belanghebbende in het ziekenhuis. Belanghebbende heeft geen wetenschap gehad van de overtreding en heeft nimmer toestemming aan iemand gegeven om drugs in de woning voor handen te hebben.
Volgens de burgemeester is de sluiting noodzakelijk om de rechtsorde te herstellen en vanwege het belang van tegengaan van handel in drugs, het belang van handhaving van de openbare orde en rechtsorde en het belang van zichtbaarheid van de sluiting en wegnemen van risico’s voor omwonenden. De sluiting speelt echter geen rol bij deze belangen. Belanghebbende heeft immers de persoon die destijds in de woning aanwezig was (de heer [naam persoon] ) de deur gewezen. Belanghebbende is thans zelf weer in de woning aanwezig en heeft zicht op de situatie. Er is dus geen noodzaak tot sluiting meer.
De gevolgen van de sluiting zijn groot voor belanghebbende. Er zijn aanpassingen verricht in de woning ten behoeve van de medische situatie van belanghebbende. De begeleider heeft contact gehad met Traverse. Er is in theorie accommodatie beschikbaar via Traverse voor mensen die rolstoel-afhankelijk zijn, maar daarbij is benadrukt dat er wachtlijsten zijn. Belanghebbende komt niet op korte termijn in aanmerking hiervoor.
De beperkingen van belanghebbende, de aanpassingen in de woning en het ontbreken van alternatieve woonruimte vormen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van belanghebbende uit te laten vallen. Daarbij komt dat de verhuurder kenbaar heeft gemaakt dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal worden ontbonden. De gevolgen voor belanghebbende zijn enorm.
Wettelijk kader
4. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Nader ingekomen stukken
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat zij kort voor de zitting op 3 en 4 november 2023 van partijen nog nadere stukken heeft ontvangen. Zoals besproken ter zitting zullen deze stukken met instemming van partijen worden toegelaten tot het geding.
Spoedeisend belang
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7.1
Ter zitting is namens de burgemeester verklaard dat een hoorzitting op zijn vroegst eind november of begin december zal worden gehouden en daarna de beslissing op bezwaar nog enkele weken op zich zal laten wachten. Voorts is aangegeven dat, als het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, het besluit tot sluiting van de woning door de burgemeester in beginsel binnen drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter zal worden geeffectueerd. Dit betekent dat als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, belanghebbende geen toegang tot de door hem gehuurde woning meer zal hebben. Hierin acht de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang gelegen.
Bevoegdheid
8. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handels-hoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij softdrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen.
8.1
Niet wordt betwist dat er in de woning 948,78 gram amfetamine (harddrugs) is aangetroffen. Dit is een aanzienlijke overschrijding van de grens van 0,5 gram.
8.2
De voorzieningenrechter ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van de bevindingen van de politie als vermeld in de bestuurlijke rapportage.
De bevindingen worden door verzoeker ook niet betwist. De voorzieningenrechter stelt daarom vast dat de bevoegdheid van de burgemeester om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten is gegeven.
Beleid
9. De burgemeester hanteert ter zake van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet het beleid dat is neergelegd in de ‘Beleidsregels artikel 13b Opiumwet’ (beleidsregels).
9.1
In de beleidsregels is bepaald dat indien in een woning en/of het bijbehorende erven in eigendom van een woningcorporatie drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van meer dan 0,5 gram (en minder dan 1000 gram) er sprake is van een ernstig geval en volgt bij een eerste constatering een sluiting van één maand. De burgemeester heeft gehandeld conform dit beleid. Verzoeker heeft dit ook niet betwist.
Beoordelings- en toetsingskader
10. De voorzieningenrechter overweegt dat voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen [1] . Dit is het evenredigheidsbeginsel.
In dit geval behelst de toets aan het evenredigheidsbeginsel dat de geschiktheid, noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld. [2]
Noodzakelijkheid
11. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Sluiting neemt de bekendheid van het pand als drugspand weg en haalt de "loop" naar het pand eruit, met als doel om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester -als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was- nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten. [3]
11.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat de in de woning aangetroffen hoeveelheid harddrugs een zeer ruime overschrijding van de grens voor eigen gebruik van 0,5 gram is. Daarmee is sprake van een handelshoeveelheid. Verder zijn in de woning een weegschaal en gripzakjes aangetroffen. Dit zijn middelen waarmee drugs kunnen worden gewogen en verpakt. Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is aannemelijk dat de drugs bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang oplevert bij sluiting, ook als geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [4]
Daar komt nog bij dat de politie signalen had ontvangen die duiden op drugshandel vanuit de woning. Zo zijn er zijn meerdere MMA-meldingen ontvangen dat er vanuit de woning harddrugs worden verkocht, er zijn camerabeelden met daarop 12 personen die in een tijdsbestel van tien uren een kortdurend bezoek aan de woning brengen en een man heeft op de dag van de doorzoeking verklaard dat hij amfetamine in de woning heeft gekocht.
De burgemeester mag ook dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. [5] Verder heeft de burgemeester met een overzichtskaart toegelicht dat de woning is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbaar gebied.
Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen drugs hoefde naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet met een minder verstrekkende maatregel te worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
Geschiktheid
12. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan sluiting van een woning een geschikt middel zijn om de doelen te bereiken die de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het tegengaan van drugshandel, het voorkomen van verdere overtredingen in of vanuit een pand, het wegnemen van risico’s voor omwonenden en het afgeven van een zichtbaar signaal aan de omgeving dat de burgemeester optreedt tegen drugscriminaliteit.
12.1
Verzoeker heeft aangegeven dat het middel van woningsluiting niet geschikt is en heeft daarbij gewezen op het tijdsverloop tussen het aantreffen van de drugs in de woning en de sluiting van de woning.
De voorzieningenrechter stelt vast dat op 23 februari 2023 de drugs in de woning zijn aangetroffen. Op 5 april 2023 heeft de burgemeester de bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen. Zij heeft op 10 mei 2023 het voornemen kenbaar gemaakt de woning te sluiten voor de duur van één maand. Het besluit waarbij de sluiting van de woning is gelast dateert van 7 september 2023.
De burgemeester heeft op de zitting toegelicht dat het tijdsverloop onder meer voortkomt uit het feit dat, in het kader van zorgvuldigheid, naar aanleiding van de zienswijze van belanghebbende is besloten om nader onderzoek te doen naar de persoonlijke situatie van belanghebbende.
Het tijdsverloop tussen de vondst van de drugs en het besluit tot sluiting is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet zodanig lang geweest dat een sluiting geen doel meer zou dienen. Bovendien heeft het tijdsverloop ook te maken met de tijd die het kost de besluitvorming zorgvuldig voor te bereiden door het voornemen tot sluiting, de gelegenheid die verzoekster is geboden om daar zijn zienswijze op te geven en de voorbereiding van het uiteindelijke besluit. De voorzieningenrechter acht onder deze omstandigheden het tijdsverloop tussen de vondst van de drugs en het besluit tot sluiting niet onredelijk lang [6] .
12.2
Verder heeft verzoeker betoogd dat sluiting van de woning geen geschikt middel is omdat de heer [naam persoon] inmiddels uit de woning is vertrokken en belanghebbende zelf weer toezicht houdt op hetgeen in de woning gebeurt.
De voorzieningenrechter stelt in dit verband vast dat belanghebbende ter zitting heeft aangegeven dat hij zelf in april 2023 na zijn verblijf in een relvalidatiecentrum in [plaatsnaam] weer naar de woning terugkeerde. Het duurde nog tot eind juni 2023 voordat hij van de heer [naam persoon] de sleutel van de woning terug kreeg. De heer [naam persoon] stond ook nog tot eind juni 2023 in de BRP ingeschreven op het adres van de woning. Dat betekent dat de heer [naam persoon] op het moment dat de burgemeester het voornemen tot sluiting heeft aangekondigd (10 mei 2023) en ook nog in de periode daarna beschikte over de sleutel van de woning en, zoals belanghebbende heeft toegelicht, ook feitelijk in de woning verbleef.
Onder deze omstandigheden kon de burgemeester naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter besluiten dat sluiting van de woning een geschikt middel is om de hiervoor onder overweging 12 omschreven doelen te bereiken.
Evenwichtigheid
13. Uit de rechtspraak volgt dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden.
13.1
Zoals hiervoor is overwogen, is inherent aan een sluiting van een woning dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als een betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
13.3
Verzoeker heeft gesteld dat de sluiting onevenwichtig is vanwege de persoonlijke situatie waarin belanghebbende verkeert. Belanghebbende heeft lichamelijke beperkingen en de woning is aangepast aan zijn fysieke beperkingen. Een alternatief is volgens belanghebbende niet voor handen.
13.4
De burgemeester heeft belanghebbende bij brief van 6 juli 2023 verzocht om, met stukken onderbouwd, inzicht te geven in wat hij heeft gedaan om vervangende woonruimte te vinden. In reactie daarop heeft de toenmalige begeleider van belanghebbende, [naam persoon] , op 13 juli 2023 aangegeven dat belanghebbende geen contact heeft met zijn familie en dat verblijf bij vrienden geen optie is. Ook verblijf in het revalidatiecentrum in [plaatsnaam] bleek niet mogelijk. Verblijf in een zorghotel in [plaatsnaam] is in verband met de kosten geen optie voor belanghebbende. Verder heeft belanghebbende gesteld dat hij niet op particuliere woningen kan reageren, vanwege zijn rolstoelafhankelijkheid en daarmee noodzakelijke aanpassingen in een woning. Volgens belanghebbende kan hij ook geen woonruimte via Traverse vinden omdat daar lange wachttijden zijn.
13.5
De voorzieningenrechter overweegt dat het uitgangspunt is dat een bewoner voor de periode van sluiting zelf op zoek gaat naar vervangende woonruimte, ook als hij daarvoor kosten moet maken. Vast staat dat de woning zal worden gesloten voor de duur van één maand. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker erkend dat ‘het te doen is’ voor belanghebbende om dit financieel te overbruggen.
Verzoeker heeft weliswaar gesteld dat het voor belanghebbende niet mogelijk is elders woonruimte te vinden, maar heeft dit niet nader onderbouwd. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in overweging dat belanghebbende reeds bij het voornemen van 10 mei 2023 is gewezen op het feit dat indien wordt besloten de woning te sluiten, hij zelf andere woonruimte moet vinden. Aangegeven is dat belanghebbende het beste contact kan opnemen met Stichting Traverse.
Uit de stukken blijkt dat op 29 juni 2023 het dossier van belanghebbende is besproken in de maatwerkcommissie, waarbij onder meer de verhuurder, Stichting Traverse, hulpverleners en de begeleider van belanghebbende zijn aangesloten. Aan de begeleider van belanghebbende is nogmaals verteld dat het een aanname is dat Stichting Traverse niet geschikt zou zijn voor mensen met een lichamelijke beperking en dat het verstandig is dat belanghebbende zich alsnog zo snel mogelijk aanmeldt. Ook is de begeleider van belanghebbende gewezen op Focus, die een passende begeleiding zou kunnen bieden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn er voor belanghebbende opties voor vervangende woonruimte gedurende de woningsluiting. Dat hij de opties niet nader heeft onderzocht en zich niet bij Stichting Traverse heeft aangemeld, dient voor zijn rekening en risico te komen.
13.6
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende voldoende in de belangenafweging berokken. Er is niet gebleken van een bijzondere (medische) binding aan de woning. Voor zover belanghebbende heeft gesteld dat er in zijn woning aanpassingen zijn gedaan in verband met zijn medische gesteldheid, overweegt de voorzieningenrechter dat deze aanpassingen waaronder het aanbrengen van zogeheten drempelhulpen, zoals ter zitting ook is besproken, relatief eenvoudig in een andere woning aan te brengen zijn. Van een medische gebondenheid aan de woning is niet gebleken. Er is geen reden waarom belanghebbende niet gedurende één maand elders zou kunnen verblijven.
13.7
Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal worden ontbonden en de grote gevolgen die hiermee verband houden, overweegt de voorzieningenrechter dat in het kader van deze (bestuursrechtelijke) procedure niet vooruit kan worden gelopen op eventuele civielrechtelijke gevolgen.

Conclusie en gevolgen

14. Nu de voorzieningenrechter de verwachting heeft dat het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] voor de duur van één maand in bezwaar standhoudt, is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
14.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af. Dat betekent dat de burgemeester mag overgaan tot sluiting van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] voor de duur van één maand. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 20 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage – wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84:
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1, eerste lid:
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:21:
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet – voor zover relevant – is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en lijst II:
(..)
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
(..)
Amfetamine staat op lijst I.
Artikel 13b, eerste lid:
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet
Handelshoeveelheid
(…)
In geval van harddrugs wordt 1 tablet c.q. 1 pil c.q. 1 ampul c.q. 1 gemiddelde consumptie-eenheid gelijkgesteld met 0,5 gram.
De voornoemde hoeveelheden worden in de beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid drugs, bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b van de Opiumwet. Deze opsomming is niet limitatief.
Sluitingstermijnen
Woningen en/of bijbehorende erven worden gesloten in de volgende gevallen:
(…)
-harddrugs in woningen en/of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie:
- drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of;
- ( een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn;
is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 1 maand.
(…).

Voetnoten

1.Artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de ABRvS van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2614 en 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2776.
3.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.1.
4.ABRvS 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.
5.ABRvS 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.
6.Zie bijvoorbeeld ABRvS van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1251