ECLI:NL:RBZWB:2023:8088

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2639
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten levensonderhoud in verband met terugvordering ALO-kop

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud van haar kind, nadat de Belastingdienst een aanvulling op het kindgebonden budget (Kgb) had teruggevorderd. Orionis heeft de aanvraag afgewezen, omdat volgens hen de aanvraag betrekking had op een schuld, wat in strijd is met artikel 13 van de Participatiewet. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 18 november 2020 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet en dat zij in de betrokken periode over middelen beschikte, waaronder de ALO-kop. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door Orionis terecht was, omdat het verlenen van bijstand voor schulden niet is toegestaan. Eiseres voerde aan dat haar aanvraag niet op een schuld betrekking had, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat er geen zeer dringende redenen waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat Orionis niet gehouden was om bijzondere bijstand te verlenen. De relevante wet- en regelgeving, waaronder de Participatiewet en de beleidsregels van Orionis, werden in de uitspraak uitvoerig besproken. De rechtbank benadrukte dat de omstandigheden van eiseres niet als zeer dringende redenen konden worden aangemerkt, en dat de afwijzing van de aanvraag dus rechtmatig was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2639 PW

uitspraak van 14 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] (eiseres), te [plaats 1] ,

gemachtigde: mr. B.H. Vader,
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 25 november 2022 (primair besluit) heeft Orionis de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud van haar kind in verband met een terugvordering van een aanvulling op het kindgebonden budget (Kgb) door de Belastingdienst afgewezen.
In een besluit van 21 maart 2023 (bestreden besluit) heeft Orionis de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 22 augustus 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, [naam 1] . Orionis werd vertegenwoordigd door [naam 2] .
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiseres ontvangt vanaf 18 november 2020 bijstand van Orionis op grond van de Participatiewet. Sinds 1 juni 2021 woont zij met haar kind [naam 3] op het adres [adres] te [plaats 2] . Eiseres was gehuwd, maar is apart van haar echtgenoot naar Nederland gevlucht vanuit Syrië. Orionis heeft haar daarom aangemerkt als alleenstaande (ouder) in de zin van de Participatiewet.
Eiseres heeft over de periode van 1 januari 2021 tot 1 april 2022 van de Belastingdienst een aanvulling van het Kgb ontvangen in de vorm van een alleenstaande ouderkop (ALO-kop). De Belastingdienst is in een besluit van 3 juni 2022 overgegaan tot het terugvorderen van deze ALO-kop over genoemde periode, omdat de echtgenoot van eiseres moet worden aangemerkt als toeslagpartner, waardoor geen recht bestaat op de ALO-kop.
Eiseres heeft Orionis op 15 november 2022 gevraagd om bijzondere bijstand voor de kosten van het levensonderhoud van haar kind over de periode van 1 januari 2021 tot 1 april 2022, in verband met een terugvordering van de ALO-kop door de Belastingdienst. In haar aanvraag vraagt zij ook om afstemming van haar bijstandsuitkering op grond van artikel 18 van de Participatiewet.
In het primaire besluit heeft Orionis de aanvraag van eiseres afgewezen. In het bestreden besluit heeft Orionis haar bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt van Orionis
2. Volgens Orionis is de aanvraag van eiseres terecht afgewezen, omdat ingevolge artikel 13, eerste lid, sub g, van de Participatiewet geen bijstand kan worden verleend ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast. Volgens Orionis zijn er geen zeer dringende redenen om hiervan af te wijken.
Eiseres standpunt
3. Volgens eiseres stelt Orionis ten onrechte dat haar aanvraag betrekking heeft op een schuld, nu zij bijzondere bijstand vraagt voor de kosten van verzorging en opvoeding van haar kind. Zij voert aan dat Orionis haar ook ten onrechte tegenwerpt dat zij gedurende de betrokken periode over de ALO-kop kon beschikken, nu deze met terugwerkende kracht is teruggevorderd. Eiseres stelt verder dat Orionis niet heeft gemotiveerd waarom geen maatwerk is geleverd door de bijstand op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet af te stemmen. Orionis heeft evenmin onderbouwd waarom geen toepassing is gegeven aan artikel 15 van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Middelburg. Ten slotte is niet gemotiveerd waarom geen sprake is van zeer dringende redenen, aldus eiseres.
Relevante wet- en regelgeving
4. De relevante wet- en regelgeving in deze zaak is opgenomen in een bijlage, die is gehecht aan deze uitspraak.
Heeft de aanvraag van eiseres betrekking op schulden?
5. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat haar aanvraag geen betrekking heeft op een schuld. Het inwilligen van een aanvraag zoals die van eiseres zou neerkomen op het verlenen van bijstand voor schulden, waaraan artikel 13, eerste lid onder g, van de Participatiewet in de weg staat. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:135, in welke uitspraak ook sprake was van een aanvraag om bijstand ter compensatie van een terug te betalen ALO-kop. Orionis mocht deze uitsluitingsgrond daarom hanteren bij het afwijzen van de aanvraag van eiseres.
Had Orionis meer maatwerk moeten leveren?
6. Orionis kan over de genoemde periode geen bijzondere bijstand verlenen voor de algemene bestaanskosten (waaronder de periodieke kosten van verzorging en opvoeding van kinderen), nu volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 6 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1600 en 17 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1418) bijzondere bijstand bedoeld is om te voorzien in andere dan algemene bestaanskosten.Zoals hierna onder 9 wordt overwogen, geven ook de toepasselijke beleidsregels niet alsnog aanspraak op bijzondere bijstand.
7. Uit voornoemde uitspraak van de CRvB van 6 juni 2018 volgt dat voor het gemis van de ALO-kop in gevallen als hier aan de orde in beginsel compensatie aangewezen is door afstemming van de bijstand op grond van artikel 18 van de Participatiewet. Orionis had echter in dit geval niet hoeven overgaan tot het (alsnog) afstemmen van de bijstandsuitkering van eiseres op grond van dit artikel, omdat in beginsel geen bijstand kan worden verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of een aanvraag om bijstand heeft ingediend (artikel 44 van de Participatiewet). Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot afstemming van bijstand met terugwerkende kracht. De omstandigheid dat middelen die eerder aan eiseres ter beschikking stonden (namelijk de ALO-kop) worden teruggevorderd, is geen bijzondere omstandigheid die moet leiden tot verlening van bijstand met terugwerkende kracht. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de CRvB van 11 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3744.
8. Anders dan eiseres stelt, mocht Orionis haar ook tegenwerpen dat zij gedurende de te beoordelen periode beschikte over de ALO-kop. Eiseres ontving in die periode zowel een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande (ouder), en, naast de voorschotten Kgb, de ALO-kop. De terugvordering achteraf door de Belastingdienst maakt niet dat eiseres alsnog moet worden geacht over onvoldoende middelen te hebben beschikt in die periode. Ook in die zin was Orionis niet gehouden om de algemene bijstand van eiseres over de betrokken periode (verder) te verhogen met toepassing van artikel 18 van de Participatiewet.
Kan eiseres zich succesvol beroepen op de beleidsregels?
9. Partijen zijn het erover eens dat de beleidsregels bijzondere bijstand 2015 Middelburg, Veere en Vlissingen (de beleidsregels) van toepassing zijn in het geval van eiseres. Haar beroep op artikel 15 van de beleidsregels slaagt echter niet. Bijzondere bijstand op grond van deze bepaling kan enkel aan een alleenstaande ouder worden verleend als geen aanspraak bestaat op de ALO-kop. Eiseres ontving de ALO-kop, waardoor bijzondere bijstand op grond van deze bepaling niet aan de orde was. Artikel 15 van de beleidsregels geeft niet achteraf alsnog een aanspraak op bijzondere bijstand, aangezien ook hier geldt dat het verlenen van bijstand voor een ontstane schuld aan de Belastingdienst niet mogelijk is. Daar komt bij dat de bijzondere bijstand op grond van artikel 3 van de beleidsregels slechts kan worden aangevraagd met terugwerkende kracht tot maximaal twee maanden.
Is sprake van zeer dringende redenen?
10. Over het beroep van eiseres op artikel 16 van de Participatiewet oordeelt de rechtbank als volgt. De door eiseres naar voren gebrachte persoonlijke en financiële omstandigheden en de daarmee samenhangende stressklachten vormen naar het oordeel van de rechtbank geen zeer dringende redenen zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet op grond waarvan Orionis anders had moeten beslissen. In dit kader wordt verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:985), waarin is beslist dat daarvan in ieder geval sprake is in geval van een acute noodsituatie, te weten een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben, maar dat het niet tot die situaties is beperkt. Bij de beoordeling of een acute noodsituatie zich voordoet zal ook moeten worden afgewogen of het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. Daarbij is van belang dat de wetgever bij het begrip ‘zeer dringende reden’ heeft gedacht aan een extreme situatie en nadrukkelijk niet heeft beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. Een acute noodsituatie zoals hiervoor is beschreven is niet gesteld, en daarvan is evenmin gebleken.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 14 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

In artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Participatiewet staat dat dat degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, geen recht heeft op bijstand.
Op grond van artikel 16 van de Participatiewet kan het college aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet stemt het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, de mogelijkheden en de middelen van de belanghebbende. Het gaat hier om de mogelijkheden en middelen van de belanghebbende om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Met belanghebbende wordt op grond van het twaalfde lid ook bedoeld: het gezin.
Op grond van artikel 35 van de Participatiewet bestaat recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
In artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet is geregeld dat, indien door het bijstandverlenende orgaan is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Op grond van artikel 49, aanhef en onder b, van de Participatiewet kan het college in afwijking van artikel 13, eerste lid, onderdeel g, bijzondere bijstand verlenen indien daartoe zeer dringende redenen bestaan.
Volgens artikel 3 van de beleidsregels bijzondere bijstand 2015 Middelburg, Veere en Vlissingen wordt bijzondere bijstand op aanvraag verstrekt bij Orionis Walcheren. Bijzondere bijstand kan aangevraagd worden met terugwerkende kracht tot maximaal 2 maanden.
Artikel 15 van de beleidsregels (Toeslag alleenstaande ouder) luidt als volgt.
Indien de alleenstaande ouder geen aanspraak kan maken op de zogenaamde alleenstaande
ouderkop vanwege het afwijkende partnerbegrip in de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen (Awir), komt de alleenstaande ouder in aanmerking voor een aanvulling op de norm zoals genoemd in artikel 21 onder Participatiewet. De bijzondere bijstand bedraagt maximaal het bedrag van de alleenstaande ouderkop.