In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 10 februari 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden, aangezien eiseres op 6 september 2022 de Belastingdienst in gebreke heeft gesteld en de ingebrekestelling op 24 oktober 2022 is ontvangen. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen.
De rechtbank overweegt dat, gezien de omstandigheden, een termijn van zes weken voor het nemen van een vooraankondiging redelijk is, en dat de Belastingdienst een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen, en de rechtbank bevestigt dat de dwangsom correct is vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,-.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- en een proceskostenvergoeding van € 418,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.