Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
€ 73.268 aan vergoeding wegens gederfde inkomsten en een bedrag van
€ 34.995 aan vergoeding voor de afkoop van de hypotheekrentevergoeding.
Overwegingen
“3. De bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt deze termijn met de duur van dit uitstel verlengd”
Heeft belanghebbende recht op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting over zijn loon toerekenbaar aan werkzaamheden verricht in Luxemburg?
Heeft belanghebbende recht op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting over zijn ontslagvergoeding?
“Volgens paragraaf 2.7 van het OESO-commentaar op artikel 15 van het OESO-modelverdrag vindt toerekening van een ontslagvergoeding in algemene zin (volgens arbeidscontract of wetgeving) plaats op basis van de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking. Of de beloning ten laste is gekomen van een werkgever in de werkstaat is voor de toerekening niet van belang. De toerekening van de ontslagvergoeding aan de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking betekent niet automatisch dat het heffingsrecht over de ontslagvergoeding in zoverre toekomt aan het land waar de dienstbetrekking feitelijk is uitgeoefend. Daarvoor is doorslaggevend of dat land het heffingsrecht heeft over het reguliere loon dat ter zake van die werkzaamheden is betaald (artikel 15 OESO-modelverdrag)”Belanghebbende stelt dat hij zijn werkzaamheden gedurende de laatste twaalf maanden van zijn dienstbetrekking in Luxemburg heeft verricht en het heffingsrecht over zijn ontslagvergoeding op grond van het Besluit aan Luxemburg dient te worden toegewezen.
Heeft de inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden?
De inspecteur dient op grond van de feiten en onder toepassing van het belastingverdrag met Luxemburg te beoordelen of belanghebbende recht heeft op een voorkoming van dubbele belasting. De rechtbank overweegt dat de inspecteur terecht heeft aangevoerd dat een eventuele belastingheffing in Luxemburg bij deze beoordeling niet van belang is.
In de uitspraak op bezwaar wijst de inspecteur belanghebbende op de mogelijkheid van een onderling overlegprocedure op grond van het belastingverdrag met Luxemburg indien sprake is van dubbele belastingheffing. Het enkele feit dat hij daarbij enkel verwijst naar de ontslagvergoeding laat volgens de rechtbank onverlet dat de inspecteur belanghebbende volledig heeft geïnformeerd.
Heeft de inspecteur het motiveringsbeginsel geschonden?
Is de in rekening gebrachte belastingrente op de juiste wijze berekend?
In dit geval is de aangifte IB/PVV 2017 op 11 januari 2019 door belanghebbende ingediend. Dit betekent dat door toedoen van belanghebbende de aanslag IB/PVV 2017 pas later dan zes maanden na het einde van het belastingjaar 2017 kon worden opgelegd. Belanghebbende wordt daarom geacht in verzuim te zijn met ingang van 1 juli 2018 omdat hij niet tijdig aan zijn fiscale verplichting heeft voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom geen aanleiding om de in rekening gebrachte belastingrente in dit geval te verminderen.
Conclusie en gevolgen