Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
Beste [verzoekster] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, Basecode N.V. De werknemer had een verzoekschrift ingediend waarin zij stelde dat haar arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW was opgezegd. De werkgever had op 24 augustus 2023 een brief gestuurd waarin de opzegging werd aangekondigd, maar de werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van deze opzegging. De werkgever stelde dat de brief slechts een gespreksverslag was en dat de opzegging pas rechtsgeldig was na toestemming van het UWV, welke toestemming op 31 oktober 2023 was verkregen.
De rechtbank oordeelde dat de brief van 24 augustus 2023 niet anders kon worden geïnterpreteerd dan als een eenzijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst. Aangezien de werkgever niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor een rechtsgeldige opzegging, werd de opzegging als niet rechtsgeldig beschouwd. De werknemer berustte in het ontslag, maar vorderde wel een transitievergoeding, een billijke vergoeding en andere vergoedingen. De rechtbank wees de vordering tot een billijke vergoeding toe, maar niet het volledige bedrag dat de werknemer had gevorderd. De werkgever werd ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke opzegprocedures door werkgevers.