In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V. uit [plaats], tegen de toekenning van een IVA-uitkering aan werknemer [werknemer] door het UWV beoordeeld. De rechtbank behandelt de vraag of het UWV op goede gronden de IVA-uitkering per 5 april 2021 heeft toegekend. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van het UWV van 15 februari 2023, waarin de IVA-uitkering per 7 april 2022 werd toegekend. In het bestreden besluit van 25 mei 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de uitkering met terugwerkende kracht per 5 april 2021 toegekend.
De rechtbank constateert dat eiseres zich voorafgaand aan de zitting schriftelijk heeft afgemeld, waardoor alleen de gemachtigde van het UWV aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de IVA-uitkering heeft toegekend, maar dat de ingangsdatum van de uitkering niet eerder kan zijn dan 52 weken voorafgaand aan de datum waarop het UWV heeft vastgesteld dat er aanspraak bestaat op een hogere uitkering. Eiseres heeft geen bewijs geleverd voor een 'bijzondere situatie' die een eerdere ingangsdatum zou rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de toekenning van de IVA-uitkering aan de werknemer vanaf 5 april 2021 in stand blijft. Eiseres heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of proceskostenvergoeding.