ECLI:NL:RBZWB:2024:1473
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en de toekenning van immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 14.122, met een belastingrente van € 1. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep en onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de hoogte ervan juist is. Belanghebbende betwist de hoogte van de handelsinkoopwaarde en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met schade aan de auto. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de inspecteur de schadecorrectie correct heeft toegepast. Daarnaast wordt er een immateriële schadevergoeding van € 500 toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar wijst de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) aan als verantwoordelijk voor de schadevergoeding en de proceskosten van € 218,75. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.