In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2024, wordt het beroep van ZEKER Financiële Zorgverlening B.V. tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau beoordeeld. De zaak betreft een opgelegde maatregel aan [belanghebbende] wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden de maatregel heeft opgelegd, die inhoudt dat de bijstandsuitkering met 100% wordt verlaagd over een periode van één maand. De rechtbank oordeelt dat [belanghebbende] door zijn ontslagname een verkeerde keuze heeft gemaakt, wat heeft geleid tot zijn bijstandsbehoefte. De rechtbank wijst erop dat het college voldoende maatwerk heeft toegepast en dat de opgelegde maatregel niet in strijd is met de relevante wet- en regelgeving. Eiseres heeft niet aangetoond dat er sprake is van dringende redenen die een andere afstemming van de maatregel rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het college, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiseres worden vergoed.