In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 10 oktober 2023 tegen een beschikking van 26 december 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn van verweerder is overschreden. Eiseres had op 16 februari 2024 verweerder in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar geeft verweerder een termijn van negen weken om dit te doen, gezien de grote hoeveelheid bezwaarschriften die behandeld moeten worden.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat verweerder de ingebrekestelling op 19 februari 2024 heeft ontvangen en sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken.
Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 437,50, en verweerder moet het griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.