In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 29 juli 2021. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 16 februari 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen, omdat de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van de uitspraak een vooraankondiging aan eiseres moet verzenden. Tevens wordt er een termijn van acht weken gesteld voor het nemen van een besluit op de aanvraag. De rechtbank legt een dwangsom op aan de Dienst Toeslagen van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien de ingebrekestelling meer dan 42 dagen geleden is ontvangen.
Eiseres krijgt gelijk in haar beroep, en de rechtbank veroordeelt de Dienst Toeslagen tot betaling van € 437,50 aan proceskosten en het griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.