In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 5 februari 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 15 september 2023 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank wijst erop dat de beslistermijn van de Dienst Toeslagen in dit geval is vastgesteld op acht weken na verzending van de uitspraak, om recht te doen aan de reële mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om een lagere wegingsfactor toe te passen voor de proceskostenvergoeding, in tegenstelling tot eerdere uitspraken van andere rechtbanken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.