ECLI:NL:RBZWB:2024:4160

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/9101 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na schending van de medewerkingsplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet beoordeeld. Eiseres ontving sinds 18 april 2020 een bijstandsuitkering via de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, die op 10 maart 2023 werd ingetrokken. Dit besluit volgde op een anonieme tip dat eiseres kittens zou verhandelen via Marktplaats, wat aanleiding gaf tot een onderzoek door Baanbrekers. Eiseres heeft tijdens gesprekken ontkend kittens te verhandelen en weigerde medewerking aan een huisbezoek, omdat zij een afspraak in het ziekenhuis had. Baanbrekers concludeerde dat eiseres niet op objectieve wijze had aangetoond dat zij een geldige reden had om het huisbezoek te weigeren, en verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond.

De rechtbank oordeelt dat Baanbrekers zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres de medewerkingsplicht heeft geschonden. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast voor de intrekking van de bijstandsuitkering bij Baanbrekers ligt, maar dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar ziekenhuisafspraak. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht is, maar dat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit. Dit gebrek wordt echter gepasseerd, omdat eiseres niet is benadeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar Baanbrekers moet het griffierecht en de proceskosten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9101 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers(Baanbrekers), verweerder,
(gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar recht op uitkering op grond van de Participatiewet.
1.1.
Met het besluit van 20 maart 2023 (primaire besluit) heeft Baanbrekers de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 10 maart 2023 ingetrokken. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 16 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is Baanbrekers bij dat besluit gebleven.
1.3.
Baanbrekers heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van Baanbrekers. Eiseres is, zonder voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.
1.5.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2. Eiseres ontving sinds 18 april 2020 een bijstandsuitkering via Baanbrekers naar de norm voor een alleenstaande (ouder).
2.1.
Op 6 april 2022 is bij de afdeling Handhaving een anonieme tip binnengekomen dat eiseres zou handelen in Main Coon kittens via Marktplaats.
2.2.
Naar aanleiding van deze tip heeft Baanbrekers op grond van artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet een onderzoek ingesteld naar het recht op bijstand van eiseres. Baanbrekers heeft een administratief onderzoek uitgevoerd, vorderingen naar Marktplaats, kattenverenigingen en dierenklinieken gestuurd, gesproken met de wijkagent en de verhuurder van de woning van eiseres, een buurtonderzoek ingesteld en bankafschriften bij eiseres opgevraagd.
Tijdens gesprekken op 22 november 2022 en [datum] 2023 tussen Baanbrekers en eiseres heeft zij ontkend dat zij kittens en een dekkater heeft aangeboden op Marktplaats. Aan het eind van het gesprek op [datum] 2023 is eiseres gevraagd mee te werken aan een huisbezoek. Eiseres heeft aangegeven dat zij daaraan niet kon meewerken, omdat zij een afspraak in het [ziekenhuis] had. Eiseres gaf desgevraagd aan dat zij geen bevestiging van de afspraak had. Baanbrekers heeft aan eiseres een bevestiging van de afspraak gevraagd. Op 13 maart 2023 heeft eiseres per e-mail foto’s van een handgeschreven afspraakbevestiging en van een agenda waarin de afspraak is geschreven, verstuurd. De afspraakbevestiging is geschreven op een envelop van het [ziekenhuis] en vermeldt: “Afspraak Bevestiging [eiseres] [datum] 11.05 poli reumatologie + bloedafname”.
De onderzoeksbevindingen van Baanbrekers zijn neergelegd in een rapport van 16 juni 2023.
2.3.
Met het primaire besluit heeft Baanbrekers de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 10 maart 2023 ingetrokken op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet, omdat zij niet heeft voldaan aan de medewerkingsplicht door niet mee te werken aan een huisbezoek. Hierdoor is het recht op bijstand niet vast te stellen.
2.4.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
2.5.
Op 31 juli 2023 heeft eiseres een brief van
14 februari 2023 overgelegd waarin staat dat zij wordt uitgenodigd voor een afspraak op
[datum] 2023 om 11:05 uur in het [ziekenhuis] . Op 10 augustus 2023 heeft zij een screenshot van deze afspraak overgelegd, welke afkomstig zou zijn uit ‘ [site] ”
2.6.
Het verzoek om voorlopige voorziening is bij uitspraak van 12 september 2023 door de voorzieningenrechter afgewezen. [1]
Bestreden besluit
2.7.
Met het bestreden besluit heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering per 10 maart 2023 ongegrond verklaard. Baanbrekers heeft overwogen dat er een gegronde reden was voor het huisbezoek. Eiseres heeft niet op objectieve en verifieerbare wijze kunnen aantonen dat zij een geldige reden had om op
10 maart 2023 een huisbezoek te weigeren. De door eiseres overgelegde foto’s van een handgeschreven afspraakbevestiging en een agenda waarop de afspraak wordt vermeld, zijn niet als objectief aangemerkt. Aan de authenticiteit van de brief van 14 februari 2023 en de screenshot van 10 augustus 2023 wordt getwijfeld, vanwege onregelmatigheden. Eiseres heeft de ontstane onduidelijkheden niet kunnen wegnemen. Baanbrekers concludeert dan ook dat als gevolg van de schending van de medewerkingsverplichting het recht op uitkering terecht is ingetrokken per 10 maart 2023.

Beroepsgronden

3. Eiseres stelt dat de ziekenhuisafspraak een reden was om het huisbezoek niet op dat moment, maar eventueel later, te doen plaatsvinden. Eiseres meent met de brief van het [ziekenhuis] van 14 februari 2023 en de screenshot van 10 augustus 2023 voldoende bewijs te hebben geleverd. Het had op de weg van Baanbrekers gelegen om te onderzoeken of er alternatieven waren voor het onmiddellijk afleggen van het huisbezoek. Eiseres heeft aangegeven dat men in de middag langs kon komen. Baanbrekers heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Daarmee komt volgens eiseres de grond voor intrekking te vervallen.
Eiseres beroept zich verder op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van
4 januari 2022 [2] . Hierin worden volgens haar de criteria gegeven voor het weigeren van een huisbezoek, namelijk duidelijkheid over de afspraak. Deze heeft eiseres direct gegeven en zij heeft een alternatief geboden.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat het in deze zaak (niet) over?
5. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of Baanbrekers redelijkerwijs aanleiding heeft kunnen zien om de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van
10 maart 2023 in te trekken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5.1.
Baanbrekers heeft de uitkering ingetrokken, omdat eiseres geen medewerking heeft verleend aan een huisbezoek, zij daardoor de medewerkingsverplichting uit artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet heeft geschonden en als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
6. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is intrekking van bijstand een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. [3]
6.1.
Volgens eveneens vaste rechtspraak van de CRvB kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek pas gevolgen worden verbonden - in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van bijstand - indien voor dat huisbezoek een redelijke grond bestaat. [4] Tussen partijen is niet in geschil dat in het geval van eiseres een redelijke grond voor een huisbezoek bestond.
Is sprake van schending van de medewerkingsplicht?
7. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB komt in het algemeen groot gewicht toe aan het belang van een bijstandverlenend orgaan om - zo nodig - onmiddellijk een huisbezoek af te leggen teneinde een door betrokkene opgegeven woonsituatie te verifiëren. De reden daarvan is dat anders de mogelijkheid bestaat dat in die woonsituatie tussentijds wijziging wordt aangebracht, waardoor dit controlemiddel sterk aan effectiviteit inboet. Pas als betrokkene daar een voldoende zwaarwegend belang tegenover stelt, en bij betwisting aannemelijk maakt, dient dit belang van het bijstandverlenend orgaan daarvoor te wijken. Als in een dergelijke situatie niet van het onverwijld afleggen van een huisbezoek wordt afgezien, kan de weigering om daaraan medewerking te verlenen in redelijkheid niet aan betrokkene worden tegengeworpen. [5]
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Baanbrekers zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet op objectieve en verifieerbare wijze aannemelijk heeft gemaakt dat zij een geldige reden, namelijk een afspraak in het [ziekenhuis] , had om op [datum] 2023 het huisbezoek te weigeren. De door eiseres overgelegde documenten zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Baanbrekers heeft daartoe kunnen overwegen dat de brief van het [ziekenhuis] van
14 februari 2023 in het logo, het lettertype, de lay-out en de documenteigenschappen onregelmatigheden bevat. Hetzelfde geldt voor een aantal cijfers in de screenshot van
10 augustus 2023. Eiseres is er niet in geslaagd om deze onduidelijkheden weg te nemen. Het voorstel om tijdens haar afspraak bij Baanbrekers in te loggen op ‘ [site] ’ om de ziekenhuisafspraak te verifiëren of om toestemming te geven voor het opvragen van informatie bij het [ziekenhuis] heeft eiseres namelijk geweigerd.
Het beroep van eiseres op de uitspraak van de CRvB van 4 januari 2022 [6] faalt naar het oordeel van de rechtbank, omdat geen sprake is van een vergelijkbare situatie. Anders dan de belanghebbende in die uitspraak heeft eiseres wel informatie over haar afspraak verstrekt, maar wordt aan de inhoud daarvan getwijfeld, zoals hiervoor overwogen. Het aanbod van eiseres om het huisbezoek later te laten plaatsvinden, is gelet op de onder rechtsoverweging 7 genoemde rechtspraak geen effectief alternatief.
7.2.
De rechtbank concludeert dat eiseres de medewerkingsplicht heeft geschonden, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een geldige reden had om medewerking aan een huisbezoek te weigeren. Baanbrekers heeft kunnen stellen dat daardoor het recht op bijstand met ingang van 10 maart 2023 niet langer is vast te stellen.
Uitoefening van de bevoegdheid tot intrekking?
8. De bevoegdheid tot intrekking van de bijstandsuitkering van eiseres op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Participatiewet betreft een discretionaire bevoegdheid die Baanbrekers niet moet, maar kan uitoefenen. Daarbij dient Baanbrekers de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af te wegen. Eiseres heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat zij een huurachterstand heeft opgelopen van vijf maanden, is gedagvaard voor een uithuiszetting en dus met haar twee kinderen op straat dreigt te komen te staan. De rechtbank stelt vast dat Baanbrekers in het bestreden besluit echter niet kenbaar heeft gemotiveerd waarom aan het belang bij intrekking van de bijstand meer gewicht is toegekend dan aan het belang van eiseres. Het bestreden besluit is daarom in strijd met de motiveringsplicht uit artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal dit gebrek echter met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren, omdat aannemelijk is dat eiseres daardoor niet is benadeeld. Zoals hierna wordt overwogen, leidt toetsing aan het evenredigheidsbeginsel namelijk niet tot een ander besluit.
8.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van
2 februari 2022 [7] een kader geformuleerd voor de toetsing van op een discretionaire bevoegdheid berustende besluiten aan het evenredigheidsbeginsel. De CRvB sluit zich in de uitspraak van 11 oktober 2022 hierbij aan [8] .
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 54 van de Participatiewet blijkt dat de wetgever de hier van toepassing zijnde discretionaire bevoegdheid heeft gegeven zodat gemeentes zelf, gelet op de financiële stimulans door het beslag op de eigen gemeentelijke middelen en gelet op de eigen beleidsruimte, een goede afweging kunnen maken wanneer van intrekking kan worden afgezien. Dit hangt samen met het aanvullend karakter van de bijstand. Beroep op bijstand is slechts mogelijk als dat noodzakelijk is. Het doel van de intrekking is de goede besteding van gemeenschapsgeld. Naar het oordeel van de rechtbank is de intrekking van de bijstand dan ook een geschikt en noodzakelijk middel om dit gerechtvaardigde doel te bereiken. De intrekking wordt in het geval van eiseres ook evenwichtig geacht. De ratio van het evenredigheidsbeginsel is niet het tegengaan van nadelige gevolgen, maar het voorkomen van onevenredig nadelig gevolgen. Niet gebleken is dat het besluit voor eiseres onevenredig nadelige gevolgen heeft gehad in verhouding tot de te dienen doelen. De rechtbank volgt Baanbrekers in zijn belangenafweging zoals verwoord ter zitting. Zo heeft Baanbrekers kunnen overwegen dat het eiseres vrij stond om opnieuw een bijstandsuitkering aan te vragen, maar zij zich pas op 11 augustus 2023 opnieuw heeft gemeld voor een bijstandsuitkering en in die periode de huurachterstand is ontstaan. Verder heeft Baanbrekers ter zitting aangegeven dat eiseres nog altijd in haar woning woont, zodat van uithuiszetting kennelijk geen sprake is geweest. Ook anderszins is niet gebleken van onevenredig nadelige gevolgen.
Op grond van het voorgaande slaagt het beroep op het evenredigheidsbeginsel niet.

Conclusie en gevolgen

9
.Het beroep is ongegrond. Omdat er sprake was van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit en artikel 6:22 van de Awb is toegepast, moet Baanbrekers het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten.
9.1.
Baanbrekers moet de proceskostenvergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt € 875,-, omdat de toenmalige gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend (1 punt).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat Baanbrekers het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt Baanbrekers tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 18 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…)
Participatiewet
Artikel 17
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 53a
6. Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.
Artikel 54
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Voetnoten

3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 februari 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:327).
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 juni 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1829).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 23 december 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:4350) en