In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiseres heeft gesteld dat verweerder niet tijdig heeft beslist over haar aanvraag voor de Catshuisregeling. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 11 maart 2024 in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat er na de ingebrekestelling van twee weken geen besluit is genomen door verweerder.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een langere termijn van zes weken opgelegd vanwege de complexiteit en het aantal besluiten dat verweerder moet nemen met betrekking tot de Catshuisregeling. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder het griffierecht van € 51,- en proceskosten van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.