ECLI:NL:RBZWB:2024:5217

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
11160131 VV EXPL 24-54
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over voorschot op achterstallig loon en wettelijke verhoging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde een voorschot van € 6.000,00 op het achterstallige loon voor de maanden maart tot en met juni 2024, alsook een wettelijke verhoging en wettelijke rente. De werknemer was in dienst bij [gedaagde] B.V. op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en had recht op een bruto maandloon van € 3.000,00. Echter, zij ontving in maart 2024 slechts € 1.857,80 netto en ontving in de maanden daarna helemaal niets meer, waardoor zij in financiële problemen verkeerde.

De gedaagde partij, [gedaagde] B.V., is niet verschenen in de procedure, ondanks dat zij op de juiste wijze was gedagvaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer een spoedeisend belang had bij haar vordering, gezien het feit dat zij zonder inkomen zat. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van het voorschot op het achterstallige loon toewijsbaar was, evenals een deel van de gevorderde wettelijke verhoging. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.

De kantonrechter heeft [gedaagde] B.V. veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief de wettelijke verhoging en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Zander.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer 11160131 \ VV EXPL 24-54
Vonnis in kort geding van 29 juli 2024
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [plaats 1]
eisende partij
hierna te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. T.S. Brinkman
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.
voorheen handelend onder de naam [bedrijf] B.V.
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats 2]
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde] B.V.
niet in de procedure verschenen

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 4 juli 2024 uitgebrachte dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2024.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert dat [bedrijf] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan haar van € 6.000,00 (netto) als voorschot op het in een bodemprocedure te vorderen achterstallige loon voor de periode van de maand maart tot en met juni 2024, te vermeerderen met de verhoging en de wettelijke rente. Tevens vordert [eiseres] dat [bedrijf] wordt veroordeeld in de kosten van het geding en tot het betalen van nasalaris.
2.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag.
Zij is op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde duur van een jaar met ingang van 1 september 2023 bij [bedrijf] in dienst getreden. Zij in werkzaam in de functie van supportmedewerker. Het overeengekomen maandloon bedraagt € 3.000,00 bruto. Maandelijks werd € 2.557,80 op haar rekening gestort. In maart 2024 betaalde [bedrijf] € 1.857,80 netto, aldus € 700,00 netto te weinig. In de maanden daarna heeft zij, ondanks een herhaald verzoek, helemaal niets meer ontvangen. Inmiddels zit zij ruim drie maanden zonder inkomen. Zij heeft nog recht op het achterstallige salaris over de maanden maart tot en met juni 2024 van (4 x € 3.000,00 =) € 12.000,00 bruto, minus het in maart 2024 ontvangen bedrag van € 1.857,80 netto. Naast dit onbetaalde loon maakt zij aanspraak op de maximale wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW en op de wettelijke rente. Zij heeft een spoedeisend belang bij haar vordering nu zij niet voldoende inkomsten heeft om aan haar financiële verplichtingen te voldoen en in de kosten van haar bestaan te voorzien.
2.3.
[gedaagde] B.V. heeft geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
Vastgesteld wordt allereerst dat [eiseres] in haar dagvaarding steeds verwijst naar de besloten vennootschap [bedrijf] en zij blijkens het petitum veroordeling van die vennootschap vordert, maar dat de dagvaarding werd uitgebracht aan de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. ( [KVK-nummer] ). Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] desgevraagd verklaard dat het hier gaat om dezelfde onderneming en dat enkel sprake is van een recente naamswijziging. Daarvan uitgaande wordt in het navolgende de naam [gedaagde] B.V. gebruikt ter aanduiding van de werkgever van [eiseres] , tevens gedaagde partij.
3.2.
In een kort gedingprocedure dient te worden beoordeeld of de eisende partij een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening. Het gaat hier echter om een loonvordering. Die heeft naar zijn aard een spoedeisend karakter aangezien een werknemer met het loon voorziet in zijn levensonderhoud. [eiseres] is daarom ontvankelijk in haar vordering.
3.3.
[gedaagde] B.V. is, hoewel zij behoorlijk werd gedagvaard met inachtneming van de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel van de behandeling gevraagd. Om die reden wordt tegen haar verstek verleend.
3.4.
Aangezien de op de stellingen van [eiseres] gebaseerde conclusies de kantonrechter voorshands niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, kan bij wege van onmiddellijke voorziening de vordering tot betaling van € 6.000,00 netto als voorschot op het nog verschuldigde loon met betrekking tot de maanden maart tot en met juni 2024 worden toegewezen.
3.5.
In beginsel geldt hetzelfde voor de eveneens gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente. [eiseres] heeft echter verzuimd het bedrag van de wettelijke verhoging te berekenen overeenkomstig hetgeen daaromtrent in artikel 7:625 BW is bepaald dan wel om deze vordering anderszins te concretiseren. Omdat aannemelijk is dat [gedaagde] B.V. tenminste € 1.500,00 wegens wettelijke verhoging aan [eiseres] verschuldigd is geworden zal dat bedrag worden toegewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 4 juli 2024, zijnde de dag waarop de dagvaarding werd uitgebracht.
3.6.
[gedaagde] B.V. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] B.V. niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiseres] worden daarom vastgesteld op:
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
118,00
(€ 50,00 + € 68,00)
Totaal
909,00

4.De beslissing

De kantonrechter, recht sprekend in kort geding:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] B.V. om aan [eiseres] een bedrag van € 6.000,00 te betalen als voorschot op het achterstallige loon voor de maanden maart tot en met juni 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 juli 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] B.V. om aan [eiseres] een bedrag van € 1.500,00 te betalen ter zake van wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 juli 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de proceskosten van € 909,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2024.