Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft eiser, die in dienst was bij gedaagde, een vordering ingesteld voor betaling van ADV-uren die niet waren toegekend. De arbeidsovereenkomst tussen partijen was onderworpen aan de cao Metaal en Techniek. Gedaagde stelde dat de cao was gekozen om een pensioenregeling te bieden, maar betwistte de toekenning van ADV-uren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser recht had op ADV-uren over de jaren 2021 en 2022, zoals bepaald in de cao. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser tot betaling van € 2.307,51 bruto voor niet-toegekende ADV-uren toewijsbaar was, evenals de wettelijke verhoging van € 461,50 bruto, omdat gedaagde het loon niet tijdig had voldaan. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten van € 346,12 toegewezen. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.064,42 bedroegen. Het vonnis werd uitgesproken op 7 augustus 2024.