Op 22 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.W. van de Wege, en de Dienst Toeslagen. Eiseres had een beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 11 oktober 2022 voor een herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien de beslistermijn was overschreden. Eiseres had verweerder op 13 november 2023 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moest nemen, en legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moest verweerder het griffierecht van € 51,- en proceskosten van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De rechtbank benadrukte dat de termijn voor het nemen van een besluit recht moest doen aan de reële mogelijkheden van verweerder, maar ook aan het belang van eiseres om tijdig een beslissing te ontvangen. De rechtbank verwierp het verzoek van verweerder om een langere termijn te hanteren, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.