In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 15 september 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 16 september 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank zonder zitting uitspraak doet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar stelt ook dat in dit geval een termijn van acht weken redelijk is, gezien het aantal aanvragen dat door de Dienst Toeslagen moet worden behandeld.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden, evenals een proceskostenvergoeding van € 437,50. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is om een lagere wegingsfactor toe te passen voor de proceskostenvergoeding, zoals door de Dienst Toeslagen was verzocht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.