In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 24 juni 2022 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst op 24 juli 2023 en 23 november 2023 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank overweegt dat, gezien de omstandigheden, een termijn van tien weken voor het nemen van een vooraankondiging redelijk is. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan haar worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing. De rechtbank benadrukt dat de beslissing is genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het beroep kennelijk gegrond is.