In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2024, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die optreedt als bewindvoerder over de goederen van belanghebbende, tegen de Dienst Toeslagen. Eiser heeft een aanvraag ingediend op 11 april 2023 voor een herbeoordeling van de situatie van mevrouw Hooi met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Eiser stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder op 7 oktober 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank zonder zitting uitspraak doet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar geeft verweerder een termijn van acht weken voor het doen van een vooraankondiging, gezien de grote hoeveelheid aanvragen die door verweerder behandeld moeten worden. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald.