In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiseres had op 23 juni 2021 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder op 29 februari 2024 het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres het griffierecht niet had betaald. Eiseres heeft hiertegen verzet aangetekend, wat door de rechtbank op 26 juli 2024 gegrond werd verklaard. Hierdoor werd het onderzoek hervat en heeft eiseres het griffierecht alsnog betaald. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden was inmiddels verstreken. Eiseres had verweerder op 11 februari 2023 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank legt verweerder een termijn van zes weken op om een vooraankondiging te verzenden, gevolgd door een termijn van twee weken voor het nemen van een besluit. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 656,25 betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.