Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaats], eiser,
Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Op het moment dat verweerder gebruik maakt van de adviescommissie, geldt een termijn van twaalf weken. [2] Verweerder heeft de termijn verlengd met zes weken. Verweerder had dus in ieder geval uiterlijk op 9 april 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft verweerder op 10 juli 2024 in gebreke gesteld en verweerder heeft de ingebrekestelling op 11 juli 2024 ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
5.1. In het verweerschrift van 30 augustus 2024 verzoekt verweerder om bij het bepalen van de beslistermijn aan te sluiten bij de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2024. [3]
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 28 januari 2025 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;