ECLI:NL:RBZWB:2025:1026

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
24/1905
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kostenvergoeding WOZ-beschikking

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 december 2023. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2023 gegrond verklaard en de aanslag verminderd, waarbij een kostenvergoeding van € 592 is toegekend. Belanghebbende is in beroep gekomen tegen de hoogte van deze kostenvergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende zich afmeldde. De rechtbank concludeert dat de kostenvergoeding moet worden verhoogd op basis van de uitspraak van de Hoge Raad van 12 juli 2024, en stelt de vergoeding per punt vast op € 647, wat leidt tot een totale kostenvergoeding van € 1.294. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskostenvergoeding moet vergoeden, en dat de betaling van vergoedingen rechtstreeks aan de gemachtigde moet plaatsvinden. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding en bevestigt de uitspraak op bezwaar voor het overige. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1905
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: mr. J.W. Vughts verbonden aan Kosteloosbezwaar.nl),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 december 2023.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2023 gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslag verminderd en aan belanghebbende een vergoeding van de kosten in bezwaar toegekend voor een bedrag van € 592 (hierna: de kostenvergoeding). Vervolgens is belanghebbende in beroep gekomen tegen de hoogte van de kostenvergoeding.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2024 op zitting behandeld. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam 1], [naam 2] en mr. M. Kintou. Gemachtigde van belanghebbende heeft zich afgemeld voor de zitting.

2.Feiten

2.1.
De bij uitspraak op bezwaar toegekende kostenvergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb). De heffingsambtenaar heeft voor het indienen van het bezwaarschrift één punt toegekend en voor het bijwonen van de hoorzitting door de gemachtigde eveneens één punt, beide met een wegingsfactor van 1. De waarde per punt is vastgesteld op € 296. In totaal is er een vergoeding toegekend van € 592.

3.Beoordeling door de rechtbank

Kostenvergoeding in bezwaar
3.1.
Niet in geschil is of belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Uit de stukken van het dossier leidt de rechtbank af dat ook niet in geschil is dat er 1 punt moet worden toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting en dat de wegingsfactor voor de bezwaarfase moet worden vastgesteld op 1.
3.2.
Waar aanvankelijk in de uitspraak op bezwaar een totaalbedrag van € 592 is toegekend, verzoekt belanghebbende in beroep om een verhoging van de kostenvergoeding in bezwaar gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 12 juli 2024. [1] De rechtbank is het met belanghebbende eens dat op grond van het door hem aangehaalde arrest de vergoeding per punt hoger moet worden vastgesteld dan bij uitspraak op bezwaar is gedaan. Naar de rechtbank begrijpt bedoelt belanghebbende dat tevens rekening wordt gehouden met de indexering van dat bedrag (voor 2023 tot € 597) en ten tijde van deze uitspraak tot € 647. De rechtbank zal daarom op basis van het Bpb een bedrag van € 647 per punt toepassen. Belanghebbende heeft dus recht op een kostenvergoeding in bezwaar van in totaal € 1.294.
Betaling toegekende (proces)kostenvergoeding
3.3.
De gemachtigde van belanghebbende heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de betaling van vergoedingen rechtstreeks aan de gemachtigde dient plaats te vinden, omdat de nieuwe wetgeving zoals opgenomen in artikel 30a van de Wet WOZ volgens belanghebbende in strijd is met het recht.
3.4.
De belastingrechter is echter niet bevoegd een oordeel te geven over de vraag of een bedrag aan proceskostenvergoeding moet worden overgemaakt naar de rekening van een ander dan de belanghebbende. Uitsluitend de burgerlijke rechter is bevoegd te oordelen in een geschil over een dergelijke vraag. [2]

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding.
4.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten in beroep. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. Volgens belanghebbende moet bij de vaststelling van de hoogte van de proceskostenvergoeding artikel 30a van de Wet WOZ buiten toepassing worden gelaten vanwege strijd met het recht. Deze wet is echter op dit dossier niet van toepassing, omdat de uitspraak op bezwaar is gedaan vóór 1 januari 2024. De proceskostenvergoeding in de beroepsfase bedraagt dan in totaal € 226,75. Dit bedrag is het resultaat van de toekenning van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 0,25. [3]
4.3.
Deze zaak is op de zittingsdag gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld in een cluster van in totaal 9 zaken. [4] In elke van deze zaken is rechtsbijstand verleend door dezelfde gemachtigde. In 2 zaken daarvan, waaronder dit dossier, konden de werkzaamheden (nagenoeg) identiek zijn en waren dat feitelijk ook. [5] Er is daarom sprake van samenhang. Dat brengt mee dat de proceskostenvergoeding moet worden verdeeld over de 2 samenhangende zaken. In elk van de zaken wordt daarom (afgerond) € 113,38 toegekend. Deze vergoeding moet aan belanghebbende zelf worden betaald (zie overwegingen 3.3 en 3.4).

5.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding;
  • bevestigt de uitspraak op bezwaar voor het overige;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van een vergoeding voor de kosten van bezwaar aan belanghebbende van € 1.294 onder verrekening van hetgeen reeds is betaald;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van een vergoeding voor de kosten in beroep aan belanghebbende van € 113,38;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • beslist dat, voor zover de (proces)kostenvergoedingen en het griffierecht niet tijdig worden betaald, de wettelijke rente daarover in zoverre is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van M.M.I. van Dijk-Saris, griffier, op 24 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Conform Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.
2.Vergelijk Hoge Raad 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:324, r.o. 2.2.2. en Hoge Raad 31 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:156, r.o. 5.4.
3.Een motivering van deze beslissing is niet vereist, zie Hoge Raad 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1162.
4.De overige zaaknummers zijn BRE 24/2730, 24/1907, 24/2944, 24/2945, 24/3152, 24/3151, 24/3142 en 24/2879.
5.Dat betreft zaaknummer BRE 24/1907.