In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goes behandeld. Het beroep betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 12 januari 2024 is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door de heffingsambtenaar, die stelde dat belanghebbende geen rechtsgeldige machtiging had overgelegd. De rechtbank wijst erop dat een ieder zich kan laten bijstaan door een gemachtigde en dat de heffingsambtenaar in dit geval niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een verzuim. Belanghebbende, die niet de kentekenhouder is, heeft niet voldoende duidelijkheid verschaft over zijn rol in de bezwaarprocedure. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar het bezwaar opnieuw moet behandelen, waarbij hij moet uitgaan van de stelling van belanghebbende dat hij de bestuurder van het voertuig was. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt de heffingsambtenaar op om het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende te vergoeden.