In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Wajong-uitkering. Eiseres, geboren in 1997, had op 12 januari 2023 een aanvraag ingediend, die door het UWV op 18 juli 2023 werd afgewezen op basis van het oordeel dat zij arbeidsvermogen had. Eiseres maakte bezwaar, maar het UWV handhaafde de afwijzing in een besluit van 13 maart 2024. De rechtbank behandelde de zaak op 5 maart 2025, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en haar ouders, en het UWV vertegenwoordigd was door mr. T. Rook.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. De verzekeringsartsen hebben vastgesteld dat eiseres, ondanks haar ziekte van Crohn en PTSS, in staat is om ten minste vier uur per dag te werken en een uur aaneengesloten te functioneren. De rechtbank oordeelt dat de objectief vast te stellen beperkingen van belang zijn voor de beoordeling van het arbeidsvermogen, en dat de subjectieve klachten van eiseres niet doorslaggevend zijn. Eiseres heeft geen aanvullende medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwen.
De rechtbank wijst erop dat het UWV in het geval van een laattijdige aanvraag moet onderzoeken of eiseres binnen vijf jaar na haar 18e verjaardag jonggehandicapte is geworden. De rechtbank concludeert dat het UWV dit niet voldoende heeft gedaan, maar dat dit gebrek in de motivering niet leidt tot een andere uitkomst, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat haar klachten zijn toegenomen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het UWV moet het griffierecht en proceskosten vergoeden.