In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De rechtbank behandelt de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor de jaren 2018, 2019 en 2020. De inspecteur had aan belanghebbende aanslagen opgelegd, die door belanghebbende werden betwist. De rechtbank concludeert dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2018 en 2019 terecht zijn opgelegd, maar dat de boetes voor deze jaren onterecht zijn. Voor het jaar 2020 oordeelt de rechtbank dat de inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de navorderingsaanslag, waardoor deze moet worden verminderd. De rechtbank vernietigt de boetes voor de jaren 2018 en 2020 en vermindert de boete voor 2019. De rechtbank wijst ook op de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidt tot een verdere vermindering van de boete. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke motivering van de inspecteur en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechtsbescherming van belastingplichtigen.