ECLI:NL:RBZWB:2025:2555

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
24/4030
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van toegenomen arbeidsongeschiktheid niet voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had een herbeoordeling aangevraagd na een wijziging in haar gezondheidssituatie, maar het UWV weigerde de uitkering per 17 oktober 2022, omdat er geen sprake zou zijn van toegenomen beperkingen op basis van dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 maart 2025, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en familie. Het UWV heeft in zijn verweer gesteld dat de toegenomen klachten van eiseres niet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als eerder vastgesteld. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat er geen causaal verband is tussen de knieklachten en de nieuwe klachten van eiseres. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat de toegenomen arbeidsongeschiktheid niet voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak. Eiseres heeft geen recht op schadevergoeding of proceskostenvergoeding, en het beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4030 WIA

uitspraak van 28 april 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. G.J.B.C. Maton,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 22 mei 2023 (primair besluit) geweigerd om, na een door eiseres aangevraagde herbeoordeling, per 17 oktober 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 16 november 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een tweetal verweerschriften.
1.3
De rechtbank Oost-Brabant heeft deze zaak op basis van artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie verwezen naar deze rechtbank, omdat eiseres in het verleden bij de rechtbank Oost-Brabant heeft gewerkt.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiseres deelgenomen, bijgestaan door haar gemachtigde, zus en vader. Namens het UWV is mr. X. Su verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen op basis van dezelfde ziekteoorzaak, waarvoor eiseres in het verleden de WIA-wachttijd heeft volbracht. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 17 oktober 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als medewerker bij de rechtbank. Voor dat werk is zij uitgevallen op 13 november 2018 vanwege knieklachten. Eiseres heeft daarna een Ziektewetuitkering ontvangen en aan het einde van de wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd. Op 4 november 2020 heeft het UWV geweigerd om aan eiseres per 9 oktober 2020 een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het bezwaar is op 9 april 2021 ongegrond verklaard. Het door haar ingestelde beroep en hoger beroep zijn ongegrond verklaard.
3.3
Op 17 oktober 2022 heeft eiseres het UWV door middel van het formulier ‘Wijzigingen doorgeven WIA’ bericht dat haar situatie is gewijzigd in die zin dat haar gezondheid is verslechterd. Er volgt een herbeoordeling. Op 22 mei 2023 heeft het UWV geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen per 17 oktober 2022. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, waarna het UWV is overgegaan tot het nemen van het bestreden besluit.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsgeneeskundige beoordelingen door het UWV
[verzekeringsarts 1] heeft eiseres in het kader van de herbeoordeling gezien op het spreekuur van 12 mei 2023 en rapportage uitgebracht op 15 mei 2023. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er sprake is van een toename van beperkingen (onder andere door de buikhernia), maar dat deze toename niet voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak, als die welke reeds eerder aanleiding heeft gegeven tot beperkingen en een WIA-beoordeling in 2020. De beperkingen als gevolg van de knieklachten zijn niet toegenomen. De eerder opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 27 maart 2023 is onveranderd van toepassing.
Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts 2] heeft eiseres in het kader van haar bezwaar gezien op de hoorzitting van 3 november 2023 en rapportage uitgebracht op 10 november 2023. De verzekeringsarts b&b heeft aangesloten bij de primaire beoordeling en geconcludeerd dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen op basis van dezelfde ziekteoorzaak. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hoewel eiseres aangeeft dat ze toegenomen knieklachten heeft, zij reeds maximaal beperkt is ten aanzien van de knieklachten. Deze beperkingen zijn niet verder te verzwaren. Alleen om deze reden kan er geen sprake zijn van een toename van de beperkingen. Daarnaast berusten de buikklachten op een evident andere ziekteoorzaak, te weten de hernia. De arm-, hoofd- en buiklachten waren er in 2020 nog niet, dus hebben ook niet bijgedragen aan de beperkingen of arbeidsongeschiktheid van die datum. Verder blijkt uit de medische stukken niet van een onderling verband tussen de armklachten en de knieklachten. Als er sprake zou zijn van vervroegde artrose zoals eiseres heeft gesteld, zou deze artrose op meerdere andere plaatsen hebben gemanifesteerd. Daarvan is geen sprake. Eenzelfde ziekteoorzaak voor de knieklachten en de armklachten is daarom niet aannemelijk.
Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts 2] heeft naar aanleiding van het aanvullend beroepschrift nader gerapporteerd op 21 januari 2025. Daarin is geconcludeerd dat uit de aangeleverde medische informatie niet blijkt dat er sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak voor de knieklachten en de armklachten. Een systeemziekte zoals bijvoorbeeld reuma of een gegeneraliseerde artrose is niet aangetoond en blijkt ook niet uit de laboratoriumuitslagen. Aan de hand van beeldonderzoek van de rechterschouder is vastgesteld dat er geen sprake is van artrose in de schouder. Het lijkt er niet op dat bij eiseres sprake is van een vervroegde algehele artrosevorming.
4.2
Standpunten van partijen
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de armklachten van eiseres voortkomen uit artrose en dit dezelfde oorzaak is als de al langer bestaande knieklachten. De toename van haar klachten en beperkingen berust dus op dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor eiseres op 1 oktober 2020 het einde van de WIA-wachttijd heeft bereikt. Ter onderbouwing van dit standpunt wordt medische informatie van verschillende aard overgelegd. Eiseres heeft de rechtbank aanvullend verzocht om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen. Ook heeft zij om schadevergoeding verzocht.
Het UWV heeft zich in verweer nogmaals op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen op basis van dezelfde ziekteoorzaak. Hierbij wordt verwezen naar de aanvullende rapportage van de verzekeringsarts b&b van 21 januari 2025.
4.3
Medisch oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het recht op een WIA-uitkering kan alsnog ontstaan indien iemand binnen vijf jaar, nadat de uitkering is geweigerd, omdat betrokkene minder dan 35 % arbeidsongeschikt is, toegenomen arbeidsongeschikt is. Van belang daarbij is dat die toegenomen arbeidsongeschiktheid moet voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak. Volgens vaste rechtspraak wordt een dergelijke situatie aan de hand van een aantal stappen beoordeeld:
  • Is er sprake van toegenomen beperkingen?
  • Zo ja, vloeien deze voort uit dezelfde ziekteoorzaak (causaliteitsvereiste)?
  • Zo ja, heeft de toename van deze beperkingen uit dezelfde oorzaak plaatsgevonden binnen vijf jaar na weigering, herziening of intrekking?
4.3.2
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet buiten twijfel staan dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een andere ziekteoorzaak. Daarbij rust de bewijslast in beginsel op degene die stelt dat er geen causaal verband is. [2] Gelet hierop moet de rechtbank beoordelen of het UWV erin is geslaagd aan te tonen dat de per 17 oktober 2022 toegenomen beperkingen niet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak.
4.3.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV voldoende aangetoond dat de toegenomen beperkingen niet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak. Uit de medische informatie blijkt immers niet dat de toegenomen klachten zijn ontstaan door artrose (de ziekteoorzaak op grond waarvan eiseres gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van haar arbeid). Ten aanzien van de schouderklachten is in de medische informatie expliciet vermeld dat geen sprake is van artrose. Ook voor de andere klachten, zoals de buikhernia, staat voldoende vast dat deze niet zijn ontstaan door eenzelfde ziekteoorzaak. Daarnaast was eiseres reeds maximaal beperkt geacht op grond van de knieklachten, zodat daar geen toegenomen beperkingen voor opgenomen kunnen worden in de FML. Hoewel eiseres vermoedens heeft dat er bij haar sprake is van een overkoepelend syndroom dat de verschillende klachten zou veroorzaken (zoals het ter zitting genoemde hEDS), wordt deze visie niet onderbouwd door de beschikbare medische informatie. Een dergelijke diagnose, waaruit de conclusie volgt dat alle klachten uit dezelfde ziekteoorzaak voortkomen, is in het geval van eiseres niet gesteld. Er bestaat daarom geen bewezen oorzakelijk verband tussen de door artrose veroorzaakte knieklachten en de overige klachten van eiseres. Gelet daarop ziet de rechtbank ook geen reden om een deskundige te benoemen, nu de daarvoor benodigde twijfel aan de medische beoordeling ontbreekt. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
4.3.5
Dat de laatst ingebrachte medische informatie niet meer beoordeeld is door de verzekeringsarts b&b, doet aan het voorgaande niet aan af. Een groot deel van de overgelegde informatie was reeds bekend en betrokken bij de beoordeling van de verzekeringsarts b&b. Bovendien is uit de laatst overgelegde informatie geen nieuwe diagnose gebleken die de verzekeringsarts b&b bij zijn beoordeling dient te betrekken.
4.3.6
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV dan ook terecht geoordeeld dat eiseres niet toegenomen arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel b, onder 1˚, van de Wet WIA.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
5. Als geen sprake is van toename van beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de intrekking wordt volgens vaste rechtspraak niet toegekomen aan de arbeidskundige beoordeling van de vraag of er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid
. [3]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 17 oktober 2022.Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding of een schadevergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 28 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 5
Gedeeltelijk arbeidsgeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Artikel 55, eerste lid
Indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan, ontstaat het recht op een WGA uitkering op de dag dat de verzekerde gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:
a
.recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:
  • 1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of
  • 2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vier weken na:
  • 1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of
  • 2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 31 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1683.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 22 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2791.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2676.