ECLI:NL:RBZWB:2025:3072
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in verband met saldolijfrenteverzekering
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2025, wordt het beroep van belanghebbenden tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan erflater voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 664.032 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 864. Belanghebbenden, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun bezwaar door de inspecteur. De rechtbank heeft de zaak op 9 april 2025 behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de aanslag en de belastingrentebeschikking moeten worden verminderd. De inspecteur had geconstateerd dat erflater de ingehouden dividendbelasting niet had opgenomen in zijn aangifte, wat leidde tot een vermindering van de aanslag met € 366. De rechtbank concludeert dat de regelgeving met betrekking tot de saldolijfrenteverzekering voldoende toegankelijk en voorzienbaar is, maar dat in dit specifieke geval sprake is van een individuele en buitensporige last voor de belanghebbenden. De rechtbank vermindert het belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 125.823, rekening houdend met de omstandigheden van de erflater en de nalatenschap.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en wijzigt de belastingrentebeschikking in overeenstemming met de vermindering van de aanslag. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de belanghebbenden.