ECLI:NL:RBZWB:2025:3312
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 18 oktober 2023 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 7.470 opgelegd voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). De rechtbank behandelt het beroep dat op 15 april 2025 is behandeld, waarbij mr. M.U. Sahin namens belanghebbende en twee inspecteurs namens de Belastingdienst aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet in strijd heeft gehandeld met het mandaatverbod en dat de naheffingsaanslag niet te hoog is. Wel heeft de rechtbank geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van twee jaar met zeven maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000, waarvan € 714 voor rekening van de inspecteur en € 286 voor rekening van de Staat komt.
De rechtbank wijst erop dat de inspecteur de aangifte van belanghebbende heeft getoetst aan taxatierapporten en dat de historische nieuwprijs van de auto € 190.676 bedraagt. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht geen waardevermindering wegens schade in aanmerking heeft genomen, omdat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schade. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.