In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van de erven van een erflater tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had het verzoek om ambtshalve vermindering van de aan de erflater opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de onderlinge verhouding van de gezamenlijke grondslag uit sparen en beleggen niet kan worden gewijzigd nadat de aanslag onherroepelijk vast is komen te staan. Dit betekent dat de keuze om het volledige jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt ook niet meer kan worden gewijzigd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.