In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 23 oktober 2024. De inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2025 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen, omdat de onderlinge verhouding van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen niet kan worden gewijzigd nadat de aanslag onherroepelijk vast is komen te staan. Dit betekent dat de keuze om het volledige jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt ook niet meer kan worden gewijzigd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.