Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
1. Voor de berekening van het ziekengeld waarop op grond van deze wet recht bestaat wordt als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ongeschiktheid tot werken als bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, is ingetreden, verdiende in de dienstbetrekking waaruit hij door ziekte ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid, doch ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden, onder meer wanneer de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, korter heeft geduurd dan het jaar, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van de vaststelling van het dagloon, bedoeld in het eerste lid, en de herziening ervan nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld.
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
1. Onder referteperiode wordt in dit hoofdstuk verstaan de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ongeschiktheid tot werken, bedoeld in artikel 29, derde lid, van de ZW, is ingetreden of waarin het recht op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, artikel 4:2b van de Wazo of artikel 6:3 van de Wazo is ontstaan.
1. Onder loon wordt in dit hoofdstuk verstaan loon in de zin van artikel 16 van de Wfsv, genoten in de referteperiode uit de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden of waaruit het recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, artikel 4:2b of artikel 6:3 van de Wazo is ontstaan, met dien verstande dat niet onder loon worden begrepen:
a. uitkeringen op grond van de Wet WIA, de WAO, de WW en de uitkeringen die naar aard en strekking met deze uitkeringen overeenkomen, met uitzondering van een uitkering op grond van artikel 18 van de WW;
b. de aanvullingen en de toeslagen op grond van de Toeslagenwet, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van de Wfsv; en
c. een eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 ten aanzien waarvan de werkgever met toestemming van de inspecteur van de rijksbelastingdienst geen correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de laatstgenoemde wet heeft ingediend.
2. In dit hoofdstuk wordt onder loon tevens verstaan de som van het loon, bedoeld in het eerste lid, genoten in de referteperiode uit elkaar opvolgende dienstbetrekkingen bij dezelfde werkgever indien:
a. ten aanzien van al deze dienstbetrekkingen een schriftelijk beding als bedoeld in artikel 691, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek was opgenomen;
b. al deze dienstbetrekkingen van rechtswege zijn geëindigd door inroeping van dat beding; en
c. de werknemer gedurende de tussen de elkaar opvolgende dienstbetrekkingen liggende dagen recht op ziekengeld had.
3. Indien het tweede lid van toepassing is, geldt tevens als loon het ziekengeld dat is uitgekeerd gedurende de tussen de elkaar opvolgende dienstbetrekkingen liggende dagen. Het ziekengeld wordt gesteld op de uitkomst van de berekening, bedoeld in artikel 5, achtste lid.
4. In dit hoofdstuk wordt onder loon tevens verstaan de som van het loon, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, indien de werknemer bij één werkgever als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, meer elkaar opvolgende dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 691 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, heeft gehad en deze dienstbetrekkingen in de loonaangifte vanaf de aanvang van de eerste dienstbetrekking worden aangemerkt als één inkomstenverhouding.
1. Het dagloon van uitkeringen op grond van de ZW en de Wazo is de uitkomst van de volgende berekening:
(A – B + C) / D
waarbij:
A staat voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij een werkgever;
B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die in de referteperiode als loon zijn uitbetaald ten laste van een opgebouwd bedrag en de bedragen die in die periode als loon zijn uitbetaald ten laste van een arbeidsvoorwaardenbedrag;
C staat voor de in de referteperiode opgebouwde bedragen ten behoeve van vakantiebijslag dan wel ten behoeve van een arbeidsvoorwaardenbedrag; en
D staat voor 261 dan wel, indien de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden of waaruit het recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, artikel 4:2b of artikel 6:3 van de Wazo is ontstaan, is aangevangen na aanvang maar voor het einde van de referteperiode, voor het aantal dagloondagen vanaf en met inbegrip van de dag waarop de dienstbetrekking is aangevangen tot en met de laatste dag van de referteperiode.
5. Indien artikel 12c, tweede, derde of vierde lid, van toepassing is, staat C tevens voor het ziekengeld uitgekeerd tussen de elkaar opvolgende dienstbetrekkingen, bedoeld in dat tweede, derde of vierde lid, en staat D voor het aantal dagloondagen vanaf en met inbegrip van de dag waarop de eerste van de elkaar opvolgende dienstbetrekkingen, bedoeld in dat tweede, derde of vierde lid, is aangevangen tot en met de laatste dag van de referteperiode.