Op 16 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Reimerswaal. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 november 2023, waarin de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2022 was vastgesteld op € 226.000. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van de belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar € 203.000. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de proceskostenvergoeding niet is gespecificeerd in de uitspraak op bezwaar. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar verplicht is om de toegekende proceskostenvergoeding te specificeren, en dat het beroep van de belanghebbende gegrond is. De rechtbank heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.294 voor de bezwaarfase en € 907 voor de beroepsfase, en heeft bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.