In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juni 2025, wordt de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een bestuurlijke boete van € 4.000,- beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat op 24 november 2023 was verzonden naar het laatst bekende adres van eiseres. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Eiseres betwistte dit, stellende dat zij niet op het adres woonachtig was en dat het besluit niet op de juiste wijze bekend was gemaakt. De rechtbank oordeelt dat het college aan zijn bekendmakingsverplichting heeft voldaan, aangezien het besluit naar het in de Basisregistratie Personen (Brp) vermelde adres was verzonden. De bezwaartermijn begon op 25 november 2023 en het bezwaarschrift werd pas op 23 mei 2024 ontvangen, waardoor het bezwaar buiten de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien eiseres verantwoordelijk is voor een correcte inschrijving in de Brp. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het college ten onrechte niet heeft gehoord, maar dat dit gebrek niet leidt tot vernietiging van het besluit, omdat eiseres in beroep haar standpunten heeft kunnen toelichten. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar het college moet wel het griffierecht en proceskosten vergoeden aan eiseres.