ECLI:NL:RBZWB:2025:4062

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/6447
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen het UWV over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van een besluit van 31 maart 2023. Eiseres voerde aan dat het UWV ten onrechte geen uitkering had toegekend en stelde dat haar klachten onvoldoende waren onderzocht. De rechtbank beoordeelde de beroepsgronden van eiseres en concludeerde dat het UWV de WIA-uitkering terecht had geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres adequaat waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Eiseres had ook de mogelijkheid gehad om medische informatie in te brengen ter ondersteuning van haar standpunt, maar de rechtbank vond geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering per 10 januari 2023. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. B.A. van Grinsven).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het UWV terecht geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aan eiseres heeft toegekend, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres vindt van niet. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.1.
De rechtbank oordeelt dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd
.Het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het UWV heeft bij besluit van 31 maart 2023 geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 17 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij haar besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres is werkzaam geweest als huishoudelijke hulp bij [bedrijf] B.V. Vanaf 1 april 2020 kreeg eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 12 januari 2021 meldde eiseres zich ziek vanuit de WW. Vervolgens heeft zij een Ziektewet-uitkering ontvangen.
3.1.
Aan het bestreden besluit over de WIA-uitkering heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiseres op de datum in geding, 10 januari 2023, medische beperkingen had en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat was met arbeid inkomsten te verwerven.
3.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts (getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts) en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
Medisch onderzoek in de primaire en bezwaarfase
4.1.
Arts [persoon 1] heeft op 13 maart 2023 een lichamelijk en psychisch onderzoek verricht en het dossier van eiseres bestudeerd. Op basis hiervan heeft hij geconcludeerd dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft. Daarbij heeft hij rekening gehouden met verschillende fysieke en psychische aandoeningen, waaronder moeilijk instelbare diabetes, een te hoge bloeddruk, een te hoog cholesterol, een rouwstoornis en PTSS. In de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 maart 2023 heeft hij beperkingen opgenomen in de rubrieken Persoonlijk functioneren, Sociaal functioneren, Dynamische handelingen, Statische houdingen en Werktijden.
4.1.1.
De verzekeringsarts b&b heeft het medisch dossier en nadere informatie uit de behandelende sector bestudeerd en eiseres op 3 juli 2024 gezien en onderzocht. Volgens de verzekeringsarts b&b is bij eiseres geen sprake van een situatie waarin zij als volledig arbeidsongeschikt (Geen Benutbare Mogelijkheden) moet worden aangemerkt. Eiseres functioneert zelfstandig in de persoonlijke verzorging en er is geen sprake van disfunctioneren op alle drie de vereiste terreinen (persoonlijke verzorging, samenlevingsverband en sociale contacten).
4.1.2.
De verzekeringsarts b&b heeft enkele correcties aangebracht op de FML. Zo is de beperking op het aspect verhoogd persoonlijk risico vervallen, omdat uit het onderzoek geen afwijkingen aan de handfunctie zijn gebleken. Ook voor zien, tastzin en duurbelastbaarheid zijn geen beperkingen meer vastgesteld. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 3 juli 2024.
Standpunten van partijen
4.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek in de primaire fase niet is verricht door een verzekeringsarts, wat volgens haar in strijd is met het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Daarnaast is volgens eiseres ten onrechte geen medische informatie opgevraagd bij de behandelende sector. Zij stelt verder dat de (verzekerings)artsen haar klachten niet, althans onvoldoende, hebben onderzocht en beoordeeld. Volgens haar heeft zij meer beperkingen dan door het UWV is aangenomen. Zij heeft ernstige psychische klachten met lichamelijke gevolgen die, naar haar mening, leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid.
4.2.1.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat de klachten van eiseres volledig zijn meegenomen in de beoordeling en dat de verzekeringsarts b&b een zorgvuldig en navolgbaar medisch oordeel heeft opgesteld. Daarbij is ook informatie uit de behandelende sector betrokken. Het UWV ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de beoordeling te twijfelen.
Is het gebrek in de medische beoordeling in de primaire fase hersteld?
4.3.
Zoals volgt uit vaste rechtspraak [1] is de kwaliteit van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onvoldoende gewaarborgd indien dit geschiedt door een verzekeringsarts in opleiding. Dit gebrek kan echter in de bezwaarfase worden hersteld indien een beoordeling plaatsvindt door een wel als zodanig geregistreerde arts. Verder geldt dat een rapport van een arts, niet zijnde een geregistreerde verzekeringsarts in de primaire fase niet in strijd is met de vereiste zorgvuldigheid als het ervoor gehouden kan worden dat een verzekeringsarts in zijn hoedanigheid als mentor of begeleider het rapport door medeondertekening voor zijn rekening heeft genomen. De enkele vermelding dat het rapport is getoetst en akkoord bevonden is daartoe niet voldoende. [2]
4.3.1.
In dit geval is het verzekeringsgeneeskundig onderzoek in de primaire fase verricht door de arts [persoon 1] . Het door hem opgestelde rapport van 14 maart 2023 vermeldt dat het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [persoon 2] , maar is niet medeondertekend door deze verzekeringsarts. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde dat het rapport door de verzekeringsarts middels medeondertekening voor zijn rekening wordt genomen. Daar komt bij dat in het rapport van [persoon 2] staat dat hij zelf met eiseres heeft gesproken en haar heeft onderzocht, terwijl uit het dossier blijkt dat alleen [persoon 1] het onderzoek heeft verricht. Daarmee is in de primaire fase een onjuiste voorstelling van zaken gegeven over de rol van de verzekeringsarts.
4.3.2.
Dat neemt niet weg dat het bezwaaronderzoek is verricht door een geregistreerde verzekeringsarts b&b. Deze arts heeft het dossier bestudeerd, aanvullende medische informatie meegewogen en eiseres zelf gezien en onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft daarbij een zelfstandig en navolgbaar medisch oordeel gevormd. Daarmee is het gebrek uit de primaire fase in bezwaar hersteld. In deze gang van zaken ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen.
Is het achterwege laten van informatie-inwinning zorgvuldig?
4.4.
De rechtbank overweegt dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen medisch oordeel. Raadpleging van de behandelende sector is evenwel aangewezen in die gevallen waarin reeds een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, welke een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. [3]
4.4.1.
Eiseres heeft in bezwaar een behandelplan van haar psycholoog van 5 april 2023 overgelegd. Dit behandelplan is door de verzekeringsarts b&b betrokken bij de heroverweging. Daarnaast is eiseres uitgebreid lichamelijk en psychisch onderzocht. De rechtbank stelt vast dat eiseres op zitting weliswaar heeft benadrukt dat informatie bij de behandelende sector had moeten worden ingewonnen, maar dat zij niet heeft geconcretiseerd welke informatie zou ontbreken. Ook heeft zij niet gesteld dat sprake is van een beredeneerd afwijkend medisch oordeel van haar behandelaar. Omdat het behandelplan bij de heroverweging is betrokken en geen sprake is van een van de situaties waarin nadere informatie-inwinning is aangewezen, concludeert de rechtbank dat het medisch onderzoek in bezwaar op zorgvuldige wijze is uitgevoerd.
Is de belastbaarheid per 10 januari 2023 juist vastgesteld?
4.5.
Het rapport van de verzekeringsarts b&b laat zien dat deze arts bekend was met de door eiseres gestelde klachten, waaronder haar psychische klachten (rouwstoornis en PTSS), vermoeidheidsklachten, de moeilijk instelbare diabetes mellitus en de pijnklachten in rug en schouders. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De rechtbank begrijpt dat eiseres veel klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak is de subjectieve beleving en ervaring van iemands klachten echter niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Alleen de medisch objectiveerbare beperkingen zijn daarbij van belang. [4]
4.5.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat haar huidige klachten ten tijde van de datum in geding al latent aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat echter niet is gebleken dat de beperkingen in de FML van 3 juli 2024 haar belastbaarheid per 10 januari 2023 onderschatten. Voor de beoordeling van het recht op een WIA-uitkering is immers bepalend of er op die datum sprake was van medisch objectiveerbare beperkingen. Dat klachten zich pas later verder hebben ontwikkeld of zijn verergerd, betekent niet dat het UWV op 10 januari 2023 al van verdergaande beperkingen had moeten uitgaan. Voor zover sprake is van een verslechtering na die datum, kan daarvan melding worden gedaan bij het UWV. Die melding kan aanleiding zijn voor een herbeoordeling, maar doet niet af aan de beoordeling zoals die thans voorligt.
4.5.2.
Nu niet is gebleken dat de beperkingen zijn onderschat of dat relevante medische informatie buiten beschouwing is gelaten, heeft de rechtbank ook overigens geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts b&b vastgestelde belastbaarheid. Deze arts heeft de aanwezige klachten in samenhang met de beschikbare medische informatie beoordeeld. Daarbij zijn de beperkingen in de FML onderbouwd met concrete onderzoeksbevindingen.
Conclusie
4.6.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat het UWV de benutbare mogelijkheden van eiseres op de datum in geding op zorgvuldige wijze heeft vastgesteld. De beperkingen zijn adequaat vastgelegd in de FML van 3 juli 2024. De beroepsgronden die zien op de medische beoordeling en de vastgestelde beperkingen, slagen daarom niet.
Moet er een deskundige benoemd worden?
5. Eiseres heeft ter zitting verzocht om een deskundige te benoemen en heeft daartoe aangevoerd dat er naar haar oordeel voldoende tegenargumentatie is ingebracht tegen de rapportages van het UWV.
Het UWV acht het inschakelen van een deskundige niet nodig.
6. Volgens vaste rechtspraak [5] bestaat er alleen aanleiding om een deskundige in te schakelen als sprake is van concrete twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door het bestuursorgaan. Daarnaast moet de rechtbank – op grond van de door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [6] ontwikkelde uitgangspunten naar aanleiding van het arrest Korošec - nagaan of sprake is van een ongelijk speelveld (equality of arms). In dat kader beoordeelt de rechtbank of eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om de medische bevindingen van het UWV gemotiveerd te betwisten, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. Daarbij is niet zozeer beslissend of de bestuursrechter aanleiding ziet om de kwaliteit of totstandkoming van de rapporten nader te toetsen, maar of eiseres in voldoende mate weerwoord heeft kunnen bieden tegen wat het UWV aan medische onderbouwing naar voren heeft gebracht.
6.1.
Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek in bezwaar zorgvuldig is uitgevoerd. Daarnaast heeft eiseres voldoende gelegenheid gehad om medische informatie in te brengen ter onderbouwing van haar standpunt dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij heeft daarvan ook gebruik gemaakt door een behandelplan van Mentaal Beter te overleggen. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat dit behandelplan ook bij de beoordeling is betrokken.
6.2.
Gelet hierop is geen sprake van een situatie waarin het medisch oordeel van het UWV zodanig onzorgvuldig is dat dit aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid ervan. Evenmin is sprake van een situatie waarin eiseres onvoldoende in staat is geweest om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten. Daarom bestaat ook in het licht van de uitgangspunten uit het arrest Korošec geen aanleiding om een deskundige te benoemen. De rechtbank wijst het verzoek af.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
7. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041), Archiefmedewerker (Sbc-code 315132) en Productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043).
Standpunt van partijen
8. Eiseres heeft aangevoerd dat de drie genoemde functies niet geschikt zijn, omdat deze functies alle drie een voortdurende concentratie en oplettendheid vereisen om fouten die verstrekkende gevolgen kunnen hebben te voorkomen. Daarnaast moet in de drie functies met zwaar en volumineus materiaal gewerkt worden waartoe eiseres niet in staat is.
8.1.
Het UWV heeft in verweer gesteld dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres.
Oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, zoals zij in overweging 4.6 heeft geconcludeerd, de beperkingen van eiseres per 10 januari 2023 zorgvuldig en adequaat zijn vastgesteld in de FML van 3 juli 2024. De stelling van eiseres dat zij de functies niet kan verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar beperkingen zijn onderschat. Omdat de rechtbank die opvatting niet volgt, mochten de hiervoor genoemde functies aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag worden gelegd.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
10. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
10.1.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering per 10 januari 2023.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 10 januari 2023. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Koek, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 1 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 4
1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
2. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
3. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Artikel 5
Gedeeltelijk arbeidsgeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 13 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4018.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:653.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2130.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:559 en 19 februari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:261.
6.Zie de uitspraak van de CRvB van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.