In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 januari 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 en 2009. Eiser had op 30 april 2024 bezwaar gemaakt, maar de Dienst Toeslagen heeft pas na de ingebrekestelling op 11 september 2024 gereageerd. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn van de Dienst Toeslagen is overschreden. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 51,- moet door de Dienst Toeslagen aan eiser worden vergoed. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en stelt dat de lijn die in deze uitspraken is uitgezet, ook voor deze zaak geldt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.