Op 10 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, eigenaren van een rijksmonument, in beroep gingen tegen een last onder dwangsom die was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. De last was opgelegd omdat verzoekers bouwwerkzaamheden hadden uitgevoerd in afwijking van de verleende omgevingsvergunning. Verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 18 november 2024, dat hen gelastte om de bouwwerkzaamheden te staken. Na een zitting op 28 mei 2025, waar zowel verzoekers als vertegenwoordigers van het college aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de zaak beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisatie was en dat handhavend optreden niet onevenredig was. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, maar verlengde de begunstigingstermijn met vijf maanden tot 20 januari 2026, zodat verzoekers voldoende tijd hadden om aan de last te voldoen.