4.3.1.De rechtbank overweegt dat het recht op een WIA-uitkering op een later moment kan ontstaan in het geval van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde oorzaak binnen vijf jaar (de zogenoemde amberperiode). De rechtbank stelt vast dat in dit geval de amberperiode loopt van 28 februari 2011 tot 28 februari 2016. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij per juli 2012 of enig ander moment in de amberperiode als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak toegenomen arbeidsongeschikt is.
Uitgangspunt bij de toepassing van artikel 55 van de WIA is dat de beoordeling of sprake is van toegenomen beperkingen moet worden gerelateerd aan de beperkingen die ten grondslag zijn gelegd aan de voorafgaande beoordeling van de aanspraak op een WIA-uitkering.IJkpunt bij de vraag of hieraan is voldaan vormt in dit geval de FML van 21 april 2011, waarin de beperkingen van eiseres zijn neergelegd.
Eiseres heeft pas op 8 maart 2023 bij het UWV gemeld dat zij per juli 2012 of per een andere datum in de amberperiode toegenomen arbeidsongeschikt is. Er moet een retrospectieve beoordeling plaatsvinden over een tijdstip in het verleden.
De omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie niet meer (verantwoord) is vast te stellen, moet in de regel voor risico van de aanvrager worden gelaten. Uit vaste rechtspraak volgt dat de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie niet meer met zekerheid is vast te stellen, voor risico blijft van degene die (alsnog) de aanvraag of melding doet. Het is dan ook aan eiseres om aannemelijk te maken dat en wanneer sprake is van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak.
Verder volgt uit vaste rechtspraak dat bij een toename van beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak het veelal zal gaan om een toename van de destijds in een eerdere FML opgenomen beperkingen, maar dat het ook mogelijk is dat een dergelijke toename ertoe leidt dat beperkingen worden aangenomen in een rubriek waarin of ten aanzien van beoordelingspunten waarvoor destijds geen beperkingen zijn aangenomen, mits deze nieuwe beperkingen voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als de eerder vastgestelde beperkingen.
4.3.2.De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV in beginsel op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. De verzekeringsarts heeft eiseres op 6 juni 2023 telefonisch gesproken en heeft medische informatie opgevraagd bij de huisarts. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting. De verzekeringsartsen hebben het dossier bestudeerd, waaronder de eerdere beoordeling in 2011, en bij hun onderzoek de informatie van de behandelend sector betrokken.
4.3.3.De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bij de eerste WIA beoordeling van eiseres in 2011 al forse beperkingen heeft vastgesteld, op basis van klachten als gevolg van neuro sarcoïdose. Er zijn beperkingen gesteld voor hoog handelingstempo, deadlines/productiepieken, blootstelling aan koude, tocht en zware fysieke inspanningen, zoals frequent buigen, duwen/trekken, tillen/dragen en boven schouderhoogte werken. In de door eiseres overgelegde medische informatie ziet de rechtbank, evenals het UWV, grotendeels geen aanknopingspunten voor het standpunt van eiseres dat zij per juli 2012 meer beperkingen had dan opgenomen in de FML van 21 april 2011. De motivering van de verzekeringsarts b&b dat specifieke informatie ontbreekt over welke afwijkingen zouden zijn toegenomen en welke beperkingen daaruit kunnen worden afgeleid, kan de rechtbank volgen. Ook uit de brief van 12 september 2023 kunnen dergelijke beperkingen niet worden afgeleid nu daarin slechts in zijn algemeenheid wordt gesteld dat vanaf 2009 sprake is van achteruitgang ten gevolge van neuro-sarcoïdose.
Met betrekking tot de oogklachten oordeelt de rechtbank anders.
De primaire verzekeringsarts heeft op grond van de medische informatie en de brief van de oogarts van 3 april 2012 gerapporteerd dat sprake is van fors verminderde visus OD (rechteroog) en dat mogelijk sprake was van toegenomen beperkingen ten aanzien van “zien” als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. De verzekeringsarts heeft ook gerapporteerd dat niet met zorgvuldigheid kan worden vastgesteld in welke mate daarvan sprake is per 1 juli 2012.
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat in de informatie van de oogarts onvoldoende aanknopingspunten worden gevonden om vast te kunnen stellen welke beperkingen eiseres heeft per 1 juli 2012. De medische informatie bevat daarvoor te algemene informatie. De door eiseres gestelde afname van de visus van 100% naar 16% wordt niet met informatie van de oogarts onderbouwd.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat in de FML van 21 april 2011 geen beperkingen zijn opgenomen ten aanzien van het “zien”. De oogproblemen waren destijds wel bekend, in die zin dat eiseres vlekjes in het licht en donker zag. Er was echter geen sprake van visusstoornis of nystagmus, zoals blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts van 21 april 2011. De visus was 1 ODS en er was geen sprake van oogontstekingen.
De rechtbank heeft het UWV verzocht om een nadere motivering van de verzekeringsarts b&b op het standpunt dat er in de medische gegevens geen onderbouwing voor afname van de visus aanwezig is, gelet op de door eiseres overgelegde medische informatie van de oogarts van 3 april 2012 en 6 augustus 2012 en de beschouwing van de primaire verzekeringsarts.
Het UWV heeft vervolgens het rapport van de verzekeringsarts b&b van 28 november 2024 ingezonden.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b onvoldoende concreet heeft gereageerd op de vraagstelling van de rechtbank en daarmee onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom geen sprake is van verslechterde visus en toegenomen beperkingen in de amberperiode. Enerzijds lijkt te worden gesteld dat er geen sprake is van een verminderde visus. Anderzijds worden er kennelijk wel beperkingen genoemd. Dat lijkt tegenstrijdig aan elkaar.
De verzekeringsarts b&b rapporteert dat geen objectieve gegevens zijn ontvangen over de slechtere visus. De rechtbank kan dit niet volgen, omdat de oogarts in de brief van 3 april 2012 daarvan melding heeft gemaakt. Deze rapporteert op 3 april 2012 immers een ODS 0,16-1 (niet te verbeteren, ook niet stenopëisch). De primaire verzekeringsarts heeft mede op basis van deze brief ook geconcludeerd dat sprake is van fors verminderde visus.
De verzekeringsarts b&b rapporteert verder dat de meting van de oogarts op 3 april 2012 niet zonder meer terug te leggen is naar de einde wachttijd en dat nog steeds niet bekend is of er binnen vijf jaar sprake is van een toename van visusverlies die dan ook al zou moeten hebben bestaan op einde wachttijd. De rechtbank kan dit evenmin volgen. Het betreft in deze zaak een beoordeling van toename van beperkingen in de amberperiode. De rechtbank overweegt dat eiseres bij einde wachttijd bekend was met sarcoïdose en oogproblemen, hoewel op dat moment geen sprake was van een visusstoornis en dat de gestelde verslechtering van de visus in de amberperiode is opgetreden. Ook uit de brief van 6 augustus 2012 van neuroloog [naam 2] volgt dat eiseres op dat moment meer klachten heeft van sarcoïdose met onder meer slechter zicht.
De rechtbank overweegt verder dat onvoldoende is gemotiveerd waarom er op basis van de informatie van de oogarts geen (toename van) beperkingen per juli 2012 kunnen worden vastgesteld op het aspect “zien”. In de CBBS-basisinformatie bij beoordelingspunt 2.1 (zien) is opgenomen dat ook een beperkende score moet worden aangegeven bij al die stoornissen in het zien die in arbeidssituaties beperkend kunnen zijn, terwijl ze geen beperkingen hoeven op te leveren in het dagelijkse functioneren. In het rapport van 28 november 2024 geeft de verzekeringsarts b&b onder meer aan dat eiseres voornamelijk met het linkeroog kijkt, dat zij op korte afstanden moeilijker kleine objecten kan plaatsen en dat zij niet stereoscopisch kan kijken, bijvoorbeeld door een microscoop. De rechtbank ziet niet in waarom deze (en eventuele andere) beperkingen niet in een FML zouden kunnen worden opgenomen.
Omdat sprake is van een motiveringsgebrek is het beroep gegrond en zal het bestreden besluit worden vernietigd. De verzekeringsarts b&b zal een nadere motivering moeten geven op bovengenoemde punten en zo nodig een FML moeten opstellen waarin de belastbaarheid en beperkingen van eiseres op 1 juli 2012 zijn opgenomen. Deze FML moet vergeleken worden met de eerder opgestelde FML van 21 april 2011.
Indien sprake is van toegenomen beperkingen zal de arbeidsdeskundige b&b vervolgens moeten aangeven of eiseres met inachtneming van die beperkingen in staat is per 1 juli 2012 de eerder geselecteerde functies te verrichten, dan wel anderszins gangbare arbeid te verrichten. De overweging van de verzekeringsarts b&b dat het niet aangetaste oog normaal is en dat zij hiermee mag autorijden en in bijna elk beroep mag werken is onvoldoende op het individuele geval van eiseres en de voor haar geduide functies toegespitst. Overigens betwist eiseres dat zij kan autorijden, omdat zij moeite heeft met het zien van diepte.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht. Het UWV dient eerst het gebrek te herstellen en een voldoende draagkrachtige motivering aan de besluitvorming ten grondslag te leggen.