ECLI:NL:RBZWB:2025:4767

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/6255 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woonkosten door gemeente Breda

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door de gemeente Breda behandeld. Eiseres, die een woning huurt in [plaats 1], heeft op 7 december 2023 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in verband met haar woonkosten. De gemeente heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020. De rechtbank oordeelt dat de gemeente terecht heeft afgewezen, omdat eiseres niet in haar woning in [plaats 1] woont, maar in [plaats 2]. De rechtbank concludeert dat de kosten voor de woning in [plaats 1] niet als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt, aangezien eiseres daar niet woont. Eiseres heeft aangevoerd dat zij dubbele woonlasten heeft, maar de rechtbank stelt dat deze kosten voor haar rekening komen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen bijzondere bijstand ontvangt en ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6255 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda

(gemachtigde: mr. S.S. Hyder).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor bijzondere bijstand. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de bijzondere bijstand mocht afwijzen. Eiseres krijgt dus geen gelijk; het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Inleiding: feiten en procesverloop

2. Eiseres huurt een woning aan de [adres 1] . Met ingang van 1 januari 2023 is zij woonachtig aan de [adres 2] .
2.1.
Eiseres heeft op 7 december 2023 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en verzoekt daarin aanvulling van de algemene bijstandsnorm tot de volledige norm in verband met woonkosten. Het college heeft de aanvraag in behandeling genomen als een aanvraag voor bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 18 december 2023 (primaire besluit) afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3. Bij het bestreden besluit van 24 juni 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres, met wijziging van de grondslag, ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Het college stelt dat eiseres geen recht heeft op woonkostentoeslag, omdat zij niet voldoet aan artikel 10, eerste en tweede lid van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020 (Beleidsregels). Op grond van dit artikel moet de aanvrager de woning waarvoor de woonkostentoeslag wordt gevraagd, bewonen. Volgens het college vraagt eiseres de woonkostentoeslag aan voor haar woning in [plaats 1] , terwijl zij momenteel in [plaats 2] woont.
3.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld en aangevoerd dat het college er in het bestreden besluit ten onrechte van is uitgegaan dat eiseres in [plaats 2] geen woonlasten had. Daarnaast meent eiseres dat geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. Tot slot voert eiseres aan dat het college haar tekort heeft gedaan door de aanvraag uitsluitend vanuit de bijzondere bijstand te benaderen en niet ook als een aanvraag op grond van artikel 18 ofwel artikel 22a van de PW
.
3.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en namens het college mr. S.S. Hyder.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank moet beoordelen of het college terecht heeft geweigerd om aan eiseres bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag toe te kennen.
4.1.
De in deze zaak te beoordelen periode loopt van 1 januari 2023 (de gewenste ingangsdatum van de bijstand) tot en met 18 december 2023 (datum van het besluit). Over de periode van 1 januari 2023 tot en met 7 december 2023 (datum van de aanvraag) is sprake van een aanvraag met terugwerkende kracht.
4.2.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Het college heeft beleid over de verstrekking van bijzondere bijstand en woonkostentoeslag vastgelegd in de Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020 (Beleidsregels). Het college baseert zijn standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand op dit beleid. Het beleid van het college moet aangemerkt worden als buitenwettelijk begunstigend beleid. [1] Dit betekent dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt aanvaard en dat de bestuursrechter slechts toetst of het beleid op consistente wijze is toegepast. [2]
5.1.
De rechtbank ziet in het bestreden besluit en de aangevoerde gronden geen aanknopingspunten om te oordelen dat het college zijn beleid op inconsistente of onredelijke wijze toepast. In artikel 10, tweede lid, van de Beleidsregels is bepaald dat het college een woonkostentoeslag verstrekt als de belanghebbende een eigen woning bewoont waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag. Eiseres komt volgens het college op grond van artikel 10, tweede en derde lid van de Beleidsregels niet in aanmerking voor woonkostentoeslag voor haar woning in [plaats 1] , omdat zij de woning in [plaats 1] niet bewoont. Er is geen sprake van een situatie van (buiten de schuld van eiseres om) geen of onvoldoende beroep kunnen doen op de Wet op de huurtoeslag. Eiseres is geen hoofdhuurder voor de woning in [plaats 2] en kan daarom in zijn geheel geen aanspraak maken op huurtoeslag.
5.2.
Dat eiseres, zoals zij heeft aangevoerd, vanaf januari 2023 tot maart 2024 dubbele woonlasten heeft gehad, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De door eiseres gestelde dubbele woonlasten waren het gevolg van haar keuze om de huurwoning in [plaats 1] aan te houden, terwijl zij daar niet woont. De gevolgen van deze keuze dienen voor rekening en risico van eiseres te blijven.
5.3.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat het college de aanvraag had moeten behandelen als aanvraag om afstemming van de bijstand in de zin van artikel 18 van de PW of als aanvraag om het buiten toepassing laten van de kostendelersnorm in de zin van artikel 22a van de PW. Artikel 18 en 22a van de PW zien op de (hoogte van) algemene bijstand. De algemene bijstand kent een ander toetsingskader en de toekenning hiervan ligt niet in deze procedure voor. Nu eiseres ook bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing tot het toekennen van de algemene bijstand, ligt het voor de hand dat het geschil over de hoogte daarvan in die procedure wordt beslecht.
5.4.
De rechtbank stelt ten overvloede vast dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, gelet op artikel 35 van de PW, in het individuele geval ook noodzakelijk moeten zijn, anders bestaat geen recht op bijzondere bijstand. Het is vaste rechtspraak dat kosten voor een woning die betrokkene niet bewoont niet kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW. [3] Niet in geschil is dat eiseres in de te beoordelen periode in [plaats 2] woonde. Het is aan eiseres om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken op grond waarvan in het specifieke geval de gevraagde kosten wel als noodzakelijke kosten aangemerkt moeten worden. [4] Hierin is eiseres niet geslaagd. Gelet op het hiervoor overwogene zijn de kosten voor de woning van eiseres in [plaats 1] niet aan te merken als noodzakelijke kosten. Daarom wordt niet toegekomen aan de vraag of ten aanzien van de bijzondere bijstand op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden afgeweken van de Beleidsregels.
5.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen.
Terugwerkende kracht
6. Nu de aanvraag terecht is afgewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van bijzondere omstandigheden in het kader van toekenning van de bijzondere bijstand met terugwerkende kracht.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag ontvangt. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 27 mei 2025 door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Participatiewet
Artikel 35, eerste lid
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020
Artikel 10
Op grond van bijzondere omstandigheden waarbij de noodzaak is vastgesteld, kan bijstand verleend worden.
Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:
a. Indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;
(…)
3. Woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen:
a. Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag toegekend.
b. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die op grond van de Wet op de Huurtoeslag gelijk aan het minimum-inkomensijkpunt, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet op de Huurtoeslag, voor die woonkostentoeslag zou worden ontvangen.
c. De woonkostentoeslag wordt toegekend tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag of voor een periode van maximaal 12 maanden.
d. Aan de toekenning bijzondere bijstand woonkostentoeslag is de aanvullende verplichting verbonden dat de belanghebbende Huurtoeslag bij de Belastingdienst aanvraagt en hiervan de relevante bewijsstukken overlegt (artikel 55 Participatiewet).

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 19 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2563.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2522.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 oktober 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AR3501.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1886.