In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 augustus 2025, in de zaak tussen eiser en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), wordt de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) beoordeeld. Eiser, die 150 kilometer per uur reed op een weg waar 70 kilometer per uur is toegestaan, is het niet eens met de opgelegde EMG-cursus. De rechtbank onderzoekt de beroepsgronden van eiser en komt tot de conclusie dat het CBR terecht de EMG heeft opgelegd. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.
Het procesverloop toont aan dat het CBR op 12 februari 2025 het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard en het primaire besluit van 9 januari 2025 tot oplegging van de EMG in stand heeft gelaten. Eiser heeft een voorlopige voorziening aangevraagd, maar deze werd afgewezen. Tijdens de zitting op 27 juni 2025 was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigde van het CBR was wel aanwezig.
De rechtbank stelt vast dat de snelheidsmeting door de politie is uitgevoerd met een geijkte boordsnelheidsmeter en dat het proces-verbaal op ambtsbelofte is opgemaakt. Eiser heeft geen overtuigend tegenbewijs geleverd om de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting te betwisten. De rechtbank oordeelt dat de medische verklaring van de huisarts van eiser niet voldoende is om de bevindingen in het proces-verbaal te weerleggen. Bovendien is de opgelegde EMG-cursus dwingendrechtelijk voorgeschreven en laat de Regeling geen ruimte voor een belangenafweging op basis van persoonlijke omstandigheden. De rechtbank concludeert dat het CBR terecht de EMG heeft opgelegd en verklaart het beroep ongegrond.