ECLI:NL:RBZWB:2025:5514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
24/3360
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen omgevingsvergunning voor aanbouw aan rundveestal niet-ontvankelijk verklaard

Deze uitspraak betreft de beslissing op bezwaar van 4 maart 2024, waarin het bezwaar van eiseres tegen een omgevingsvergunning voor een aanbouw aan een rundveestal niet-ontvankelijk is verklaard. De vergunning is verleend op 16 november 2023 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes. Eiseres, die op enige afstand van de projectlocatie woont, is het niet eens met de vergunning en heeft een aantal beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college.

De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte heeft gesteld dat eiseres geen belanghebbende is, omdat zij geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van de aanbouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning van eiseres dichter bij de projectlocatie ligt dan het college had aangenomen. De rechtbank concludeert dat eiseres wel degelijk gevolgen van enige betekenis ondervindt en dat haar bezwaar dus ontvankelijk is. Het college moet nu een nieuwe beslissing op bezwaar nemen, waarbij ook de inhoudelijke gronden van eiseres in overweging moeten worden genomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het college binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3360

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde])
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes, het college.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing op bezwaar van 4 maart 2024 waarin het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard. Het bezwaar is gericht tegen de omgevingsvergunning van 16 november 2023 voor het realiseren van een aanbouw aan een rundveestal op het perceel aan [adres 1], in [plaats 2] (het perceel). Vergunninghouder is ‘[de maatschap]’ (de Maatschap). Eiseres is het niet eens met de vergunning. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. De Maatschap heeft een aanvraag ingediend voor het realiseren van een aanbouw aan een rundveestal op het perceel. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 16 november 2023 verleend. Met het bestreden besluit van 4 maart 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen persoonlijk, van anderen te onderscheiden belang heeft.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en namens het college [naam 1] en [naam 2].

Beoordeling door de rechtbank

De niet betwiste feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
De Maatschap heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een aanbouw aan een rundveestal op het perceel. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend met het besluit van 16 november 2023. Eiseres woont aan [adres 2] in [plaats 1] (gemeente Goes) op enige afstand van de projectlocatie. Tussen haar woning en de projectlocatie staan meerdere woningen waardoor eiseres geen zicht heeft op de vergunde aanbouw. Zij heeft een zienswijze ingediend tegen de omgevingsvergunning die door het college is aangemerkt als bezwaarschrift.
Bestreden besluit
4. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning niet-ontvankelijk verklaard omdat ze geen belanghebbende is. Volgens het college ondervindt eiseres namelijk geen gevolgen van enige betekenis en heeft zij dus geen persoonlijk, van anderen te onderscheiden, belang. Het bezwaar is niet inhoudelijk behandeld.
4.1.
Eiseres is het hiermee niet eens en vindt dat haar bezwaar wel (inhoudelijk) moet worden behandeld. Daarnaast voert eiseres ook inhoudelijke gronden aan waarom zij vindt dat de omgevingsvergunning niet kan worden verleend. Omdat het bestreden besluit alleen een oordeel bevat over de ontvankelijkheid van eiseres, vallen de inhoudelijke gronden buiten de omvang van deze procedure en toetst de rechtbank alleen of het college het bezwaar van eiseres op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Mocht het college ervan afzien om het bezwaar inhoudelijk te behandelen?
5. Eiseres stelt dat haar bezwaar onterecht niet-ontvankelijk is verklaard omdat zij geen belanghebbende zou zijn. Zij ondervindt namelijk wel gevolgen van de aanbouw. Het RIVM heeft bovendien geadviseerd om geen nieuwe veehouderijen te realiseren binnen 800 meter van woningen.
5.1.
Het college vindt dat eiseres geen belanghebbende is want zij heeft geen persoonlijk, van anderen te onderscheiden, belang omdat ze geen gevolgen van enige betekenis ondervindt. Ze woont namelijk op een afstand van 458 meter, voldoet daarom niet aan het nabijheidscriterium en ze heeft geen rechtstreeks zicht op de aanbouw. Ook zijn de negatieve gevolgen van de aanbouw voor eiseres beperkt omdat het plan een beperkte planologische uitstraling en beperkte gevolgen heeft. Het gaat immers om een uitbreiding van een stal binnen het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf én de woning van eiseres ligt ver buiten de geurcontour van 100 meter zoals bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij. Ten overvloede heeft het college aangegeven dat geur geen onderdeel uit maakt van het beoordelingskader, want het gaat nu om een uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan zodat sprake is van een gebonden beschikking. Geuraspecten kunnen volgens het college niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
5.2.
In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is iemand in beginsel belanghebbende bij een omgevingsvergunning als hij rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van dat besluit. Als correctie op dit uitgangspunt wordt het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ gehanteerd. [1] Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Men onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de ABRvS naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat zij geen belanghebbende is. Het college is er van uit uitgegaan dat de woning van eiseres hemelsbreed gemeten ligt op een afstand van circa 478 van de projectlocatie. De rechtbank heeft na meting geconstateerd dat de woning van eiseres ligt op een afstand van ongeveer 378 meter van de projectlocatie. Van die zelf gemeten afstand zal de rechtbank dan ook uitgaan. Verder heeft het college bij haar beslissing betrokken dat de woning van eiseres buiten de geurcontour van 100 meter, zoals bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij, ligt. Op zichzelf is dat een juiste constatering. Wanneer echter bepaalde milieugevolgen zijn genormeerd door een afstandseis, een contour of een grenswaarde, is deze norm volgens vaste rechtspraak niet bepalend voor de vraag of de betrokkene belanghebbende is bij het besluit. [2] Indien het besluit en de gronden daartoe aanleiding geven komt de vraag of aan die norm wordt voldaan bij de inhoudelijke beoordeling aan de orde.
Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank dus niet aannemelijk gemaakt dat eiseres geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van de uitbreiding van de stal vanwege de afstand tussen haar woning en de projectlocatie én het gebrek aan rechtstreeks zicht. De stelling van het college dat geuraspecten niet kunnen leiden tot vernietiging van de verleende omgevingsvergunning omdat sprake is van een gebonden beschikking, verandert ook niet dat eiseres moet worden aangemerkt als belanghebbende. Ook dat is een punt dat bij de inhoudelijke beoordeling aan de orde komt.
5.4.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, is het beroep gegrond. Het college zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen. De inhoudelijke gronden van eiseres, waaronder het betoog dat het college bij de behandeling van de aanvraag ten onrechte de melding op grond van het Activiteitenbesluit Milieubeheer heeft geaccepteerd, zal het college moeten meenemen bij de volledige heroverweging van het bezwaar tegen de omgevingsvergunning.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). De zaak gaat tot nu toe alleen over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
6.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 4 maart 2024;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A. de Kraker, griffier op 12 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.ABRvS 30 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4377, r.o. 7.
2.ABRvS 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1077, r.o. 4.3.