Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2025 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, beiden uit [plaats], tezamen: eisers
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 9 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de invordering van een dwangsom van € 5.000,00 door de burgemeester van Tilburg wegens prostitutieactiviteiten in een woning. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bevoegd waren om de dwangsom te invorderen en het verzoek om opheffing van de lasten onder dwangsom af te wijzen. De eisers, die de burgemeester en het college als tegenpartij hadden, voerden aan dat zij niet verantwoordelijk waren voor de prostitutieactiviteiten die in de woning plaatsvonden. De rechtbank concludeerde echter dat de eisers de lasten onder dwangsom hadden overtreden, omdat er sprake was van prostitutieactiviteiten in de woning. De rechtbank stelde vast dat de eisers geen bezwaar hadden gemaakt tegen de opgelegde lasten, waardoor deze onherroepelijk waren geworden. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om het bestreden besluit te nemen en dat de invordering niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard, wat betekende dat de eisers geen recht hadden op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.