Beoordeling door de rechtbank
3. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres had in de referteperiode (afgelopen 60 maanden) een inkomen dat hoger is dan de voor haar geldende norm van € 1,850,52. Op grond van de door eiseres verstrekte gegevens is het inkomen van eiseres vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.032,22 per maand. Daarbij is uitgegaan van haar WIA-uitkering, de alleenstaande ouderkop en de verzekeringsuitkering van Cardif Paribas Group (Cardif) van € 350,- per maand.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres stelt dat zij de afgelopen jaren de individuele inkomenstoeslag telkens heeft ontvangen en haar situatie, waaronder ook haar inkomen, niet is veranderd. Volgens eiseres wordt de uitkering van haar verzekering van Cardif ten onrechte aangemerkt als inkomen. Het betreft namelijk een verzekering die is gekoppeld aan haar hypotheek en niet aan haar arbeidsongeschiktheid zoals het college stelt. De arbeidsongeschiktheid is slechts de dekkingsgrond en dat is volgens eiseres niet relevant. De uitkering is bedoeld voor de woonlasten/hypotheek en daarvoor zet eiseres het bedrag ook in. Verder is het besluit niet met de nodige zorgvuldigheid voorbereid, niet met de nodige zorgvuldigheid genomen en onvoldoende gemotiveerd. Ter zitting heeft eiseres haar verzoek om de gronden die in bezwaar zijn aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen ingetrokken.
Waar gaat het in deze zaak over?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat, als het bedrag van € 350,- uit de verzekering van Cardif niet als inkomen wordt meegerekend, het inkomen van eiseres onder de voor haar geldende norm blijft die is opgenomen in de Verordening Inkomenstoeslag 2016 en in dat geval dus wel recht heeft op een individuele inkomenstoeslag. Partijen worden dus verdeeld gehouden door de vraag of de maandelijkse uitkering uit de verzekering aan te merken is als inkomen in de zin van artikel 32 van de Participatiewet (Pw).
Heeft het college terecht het bedrag van Cardif als inkomen aangemerkt?
6. Nu eiseres haar aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag op 10 december 2024 heeft ingediend, moet zij in de periode van 10 december 2019 tot en met 10 december 2024 voldoen aan de voorwaarde dat haar inkomen gedurende die 60 maanden niet hoger is geweest dan 110% van de voor haar geldende bijstandsnorm. Dit volgt uit de Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2016.
7. Het doel van de individuele inkomenstoeslag is een tegemoetkoming voor diegenen die langdurig in de bijstand zitten en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. De individuele inkomenstoeslag is een vorm van bijstand. Iemand die bijstand aanvraagt moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op bijstand. De bewijslast van de bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager. Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die onder andere duidelijkheid geven over de financiële situatie. Daarna moet de bijstandsverlenende instantie in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren.
8. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat stortingen en bijschrijvingen op een bankrekening van een bijstandsontvanger in beginsel als in aanmerking te nemen middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de PW worden beschouwd. Als deze betalingen een terugkerend of periodiek karakter hebben, door de betrokkene kunnen worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan, is voorts sprake van inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de PW.
9. Eiseres ontvangt maandelijks en dus periodiek een bedrag van € 350,- van Cardif. Eiseres stelt dat het gaat om een verzekering die is gekoppeld aan haar hypotheek en niet aan haar arbeidsongeschiktheid. Zij heeft ter onderbouwing het polisblad overgelegd. Ter zitting heeft zij nader toegelicht dat de verzekering tegelijkertijd met de hypotheek is afgesloten en zij daar maandelijks premie voor betaalde. De verzekering is tot uitkering gekomen toen zij arbeidsongeschikt raakte en is bedoeld om de hypotheek te kunnen blijven betalen. Daar wordt de uitkering ook voor gebruikt.
10. Anders dan eiseres aanvoert, is de verzekeringsuitkering naar het oordeel van de rechtbank inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, en ander a, van de Participatiewet. Deze maandelijkse uitkering is bedoeld om verlies van arbeidsvermogen (deels) op te vangen en de woonlasten te kunnen blijven betalen. Niet is van belang dat het gaat om een verzekering waarvoor premies zijn geheven.Woonlasten zijn aan te merken als algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Daar komt bij dat niet is gebleken dat eiseres de verzekeringsuitkering niet vrijelijk mag besteden aan andere algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Dit betekent dat het college de bijschrijvingen van Cardif naar het oordeel van de rechtbank terecht als inkomen van eiseres heeft aangemerkt. Dit bedrag mag dan ook worden betrokken bij de beoordeling van het recht op de individuele inkomenstoeslag.
Heeft het college het vertrouwensbeginsel geschonden?
11. Eiseres heeft gesteld dat zij erop mocht vertrouwen dat zij de individuele inkomenstoeslag zou krijgen. Ze heeft deze de afgelopen jaren ook gekregen en er is in haar situatie niets veranderd. Het college wist ook toen al dat zij deze periodieke uitkering kreeg. Dat heeft eerder echter niet in de weg gestaan aan toekenning van de toeslag.
12. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is volgens vaste rechtspraak van de CRvB vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat door een bestuursorgaan toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Het college heeft ter zitting nader toegelicht dat de eerdere verstrekkingen van de inkomenstoeslag berusten op een fout en dat ook de eerdere jaren de verzekeringsuitkering eigenlijk als inkomen had moeten worden meegenomen. Het college heeft terecht gesteld dat hij niet is gehouden aan eerder gemaakte fouten. Het vertrouwensbeginsel strekt volgens vaste rechtspraak niet zo ver dat het bestuursorgaan kan worden gedwongen om eenmaal gemaakte fouten bij eerdere besluitvorming te (blijven) herhalen.